Hoe ben ik in het Leger des Heils terechtgekomen?

3 april 2020 1 Door W. Koskamp

Die vraag wil ik in mijn eerste blogpost vertellen.

In december vlak voor het kerstfeest van 1962 of in 1963 lag Piet in het Paradoe (een stuk bos voor ons huis en vraag mij niet waar die naam vandaan komt) te slapen in de vrieskou. Mijn ouders hadden een pensionbedrijf dat in de winter dicht was. Mijn vader wist niet dat Piet al een paar dagen in dat bos lag en de dorpsroddel in Laag Soeren ging wel rond. Mijn vader hield zich daar niet mee bezig. Tot een buurman in het betere doen en lid van dezelfde kerk als mijn ouders hem het vertelde.

Mijn vader heeft de hele dag met zichzelf geworsteld en zei: ‘Ik kan toch geen kerst vieren, terwijl er iemand doodvriest tegenover mij in het bos.’ Hij maakte in de garage een bed gereed met vele dekens en haalde Piet binnen, toen hij ’s avonds daar ging liggen in het bos. De volgende dag kwam mijn vader mij vertellen, dat er iemand in de garage lag. Ik zag Piet en hij lag erg ziek diep onder de dekens.

De dokter kwam en die vertelde aan mijn ouders, als zij hem dood wilden laten gaan, dan was dat snel gebeurd, want Piet had een forse longontsteking. Mijn ouders haalden hem naar binnen en maakten een bed gereed voor hem. Alvorens moest hij gewassen worden, want hij rook niet erg fris. Ik heb mijn moeder zien overgeven tijdens het wassen, wat toen nog in een teil ging en de deuren gingen open ondanks de winter om de keuken te bevrijden van de lucht. Ik heb toen een grote trots gevoeld voor mijn ouders.

Piet heeft het overleefd en werd bij ons kostganger en voor het zomerseizoen begon, is hij vertrokken naar het Leger des Heils in Enschede. Daar is hij later vanuit vertrokken naar Vorden in de Achterhoek naar het tehuis Vita Nuova. Hij is hier ruim negentig jaar geworden.

Mijn ouders hebben veel kritiek gehad van mensen uit het dorp en ook van kerkelijke leden van zijn kerk. Piet had het aan zichzelf te danken, maar dat was natuurlijk niet zo, want hij was licht verstandelijk beperkt en rolde deze winter om.

Dat heeft wel wat met mijn vader gedaan. Mijn moeder was ondertussen al heilssoldaat geworden in korps Doesburg en mijn vader voelde zich niet meer thuis in de kerk. Mijn vader wilde een daadwerkelijke christendom met evangelisatie en een sociaal hart. Dat betekende niet voor hem Elisabeth’s bodes rondbrengen, maar wel iets meer.

Toen mijn ouders het pensionbedrijf verkochten, gingen we in Dieren wonen. Mijn vader ging over naar het Leger des Heils en in de eerste de beste samenkomst, die ik bewust beleefde, kreeg ik mijn roeping. Ik zag de toenmalige officier de samenkomst doen en ik wist: dat is ook mijn weg. Ik was toen twaalf of dertien jaar.

Deel deze pagina