Fifty One club

20 april 2020 0 Door W. Koskamp

Als je plannen hebt en de nood ziet, heb je geld nodig en dat hadden we niet. De nood bij de vluchtelingen was groot en de regering kwam er achteraan, want ze wisten toen nog niet wat ze ermee moesten. Ik heb gebeden tot God en ben gewoon blijven doorwerken met beperkte middelen. Ik heb aan God gezegd dat we de nood zagen, maar hulp nodig hadden. Ik kan jullie zeggen, die kwam.

Ik verkocht iedere donderdag Strijdkreten in de binnenstad van Breda. Soms alleen en soms met anderen. De bekendheid, de evangelisatie en het geld hadden we hard nodig. Ik kwam in een restaurant en een vrouw en man (het was in oktober) nodigden mij uit om aan te zitten. Op een of andere manier wist hij van ons project in de Verbeetenstraat en vroeg om uitleg en ze zeiden dat ze geld wilden geven. Dat deden ze: 20.000 gulden voor dat jaar en in januari nog eens 20.000 gulden. Ik ben niet lang meer doorgegaan met het verkopen van de Strijdkreet, want ik was zo blij en mijn vrouw Beppie zei: ‘Wat kom je zo vroeg doen?’ toen ik terugkwam.

Daarna ging het heel snel; een paar zakenmannen gaven ons geld om een bouwlift in het gebouw te maken. Die hebben Peter G. en wat anderen gemaakt. Het ging toen om 10.000 gulden. Andere zaken konden we zo aanschaffen, vanwege kleine giften en van mensen die vijftig jaar werden en alles al hadden. Die mensen wilden dat de cadeaus aan het Leger des Heils in enveloppen met geld werden gegeven. Ik kwam ergens om dat geld in ontvangst te nemen en ik hield mijn verhaal en het bedrag werd door de bezoekers verdubbeld tot 1500 gulden. Op een gegeven moment was het zoveel dat ik het door anderen van het korps op liet halen. Ik heb dat altijd als gebedsverhoring gezien.

Door al die bekendheid kreeg ik van zakenlui als bijnaam: ‘die kapitein met zijn vliegende manen’. De Fifty One club kwam bij mij en wilde ons helpen. Deze club is een soort Rotary/Lionsclub en via/via hadden ze wat gehoord. Ze vroegen of ik naar een restaurant in Princenhage kon komen. Daar voelde ik niet zoveel voor, want we waren wel jong, maar we werkten keihard. Ik heb nog nooit zo hard gewerkt als toen. Ze zeiden dat ze mij wilden helpen en niet met een paar tientjes.

Ik kwam daar, met een hele avond hapjes en eten, en ik had niet gegeten, want ik dacht, dat doe ik daar wel. Dat viel tegen, want er zaten enorme pauzes tussen en rond 21.00 uur had ik eindelijk genoeg. Een goede les voor de volgende keer: toch maar iets voor die tijd eten, want ik had daarvoor nog lopen sjouwen. Ze vroegen wat we nodig hadden en ik zei dat we een bestelbus goed konden gebruiken. Toen gaven ze aan dat ik van hen een bestelbus kreeg. Einde verhaal. Integendeel, want ze begonnen te vergaderen. Ze gingen een kunstveiling houden en de opbrengst was voor de bestelbus. We reden toen met een auto en aanhanger en soms reed er iemand van de Vincentiusvereniging om spullen af te voeren of op te halen.

Het verhaal van de bus is het volgende verhaal. Natuurlijk waren we creatief om geld te werven. We hadden gezien dat er ‘jammertjes’ werden uitgedeeld tijdens de Nationale Collecte. Op die ‘jammertjes’ stond: ‘Jammer, we zijn aan uw deur geweest, maar hebben u gemist. U kunt alsnog overmaken op een gironummer van het Leger des Heils.’ We brachten ‘helaasjes’ in een wijk met girobetalers, want onze wijk was zo groot dat we nooit alles konden lopen.

Dat werd een succes, want we hadden nog nooit zoveel giro’s gehad. Dat viel het hoofdkwartier ook op, want we hadden gevraagd of mensen ‘helaas’ op hun giro wilden zetten, zodat we wisten of het een succes was. We mochten het niet meer doen en het volgende jaar stond op de landelijke bestellijst ‘helaasjes’. Het is in Breda geen groot succes geworden, omdat er een landelijk nummer opstond en mensen mij opbelden of wij een eigen giro van korps Breda hadden. We hadden toen weer zo’n giro wijk uitgezet.

Deel deze pagina