Zondagse kleren
De zondag wordt steeds meer een gewone dag. Het bijzondere raakt ervan af. Van oudsher is er een kerkdienst op zondag, maar ik vraag mij af of dat altijd zo blijft. Het is ook al een gewone werkdag of klusdag voor heel veel mensen. Onze moslim medeburgers hebben de vrijdag en zaterdag is voor de Joden en voor de Zevendedagsadventisten.
In mijn jeugd was dat anders. Je kreeg zondagse kleren en ook de kinderen die niet naar de kerk gingen, hadden mooiere kleding aan. Ik had dus zondagse kleding en die werd daagse kleding als er weer nieuw werd gekocht. Behalve de schoenen, want ik had lakschoenen en dat was een ramp om mee te voetballen. Op zondag had je er geen tijd voor, maar toen ze daags werden, had ik een probleem. Ze pasten niet meer goed en ik schopte de lak van de schoenen. Ik klaagde over de schoenen, want ze waren duidelijk te klein, maar de kinderbijslag was nog niet binnen. Mijn moeder zei dan standaard dat het wel ging. Het ging niet, dus nu heb ik kromme tenen gekregen. Niet alleen van die lakschoenen, maar ook van de schoenen van neef Henk. Neef Henk was een paar jaar ouder dan ik en ik kreeg zijn schoenen die bijna altijd te krap waren. ‘Nou, het gaat wel.’ Dus dank je wel neef Henk, want het ging niet. Ik zie als ik bij de pedicure kom toch veel leeftijdgenoten. Hebben die ook een neef Henk gehad?
De zondag zag er bij ons als volgt uit:
10.00 uur kerkdienst = 4 km fietsen naar Eerbeek
Ik had er geen hekel aan, maar vond de dienst bij een bepaalde dominee soms erg saai, dus als die kwam, vroeg ik of ik naar de dienst van 17.00 uur mocht gaan. Ik werd door mijn vader altijd gecontroleerd wat ik in mijn zakken had, want ik kon slecht stilzitten. Ik zag van alles en deed van alles. Dat resulteerde soms uit de bank vallen, pluisjes bij de vrouwen vóór mij van de kleding halen en met knikkers spelen in mijn zak. De collecte kreeg ik altijd als het zo ver was, want mijn vader was niet blij als dat op de grond viel. Knikkers werden thuis afgenomen, want ik liet ze op de stenen vloer tijdens de preek vallen, dat gaf altijd rumoer. Het is ook een van de redenen dat ik geen moeite heb met kinderen in de dienst.
Tussen de middag gingen we eten en was er altijd soep (waar de kip was overgevlogen), totdat wij tien oude kippen kregen en er iedere week een werd geslacht. Mijn vader wist precies te vertellen welke kip dat ene ei legde en wat wij vonden in het hok. Twee kippen later en we hadden geen ei. Mijn broer was zo dom om te vragen of mijn vader wist welke kip dat was die het ei legde en dat heeft hij geweten. Mijn vader wist ook al eens te vertellen van twee konijnen die mannetjes waren. We hadden een week later achttien konijnen. Mijn vader kwam van de boer, maar van deze dieren wist hij dus weinig af.
Na het eten luisterden wij naar een hoorspel en daarna kwam G.W.B. Hiltermann ons over de radio uitleggen hoe de wereldpolitiek in elkaar zat. Tot mijn twaalfde dacht ik dat die man het wist, maar toen kwam bij mij de twijfel. Daarna gingen wij wandelen en vervolgens kwam er een krant op tafel met pinda’s van de Spar.
Vond ik die zondagen saai? Ik kan niet zeggen dat dat zo was, want wij kregen geen visites. Onze familie woonde te ver weg en ik zat niet te wachten op klamme zoenen en uitroepen: ‘Kijk eens, hoe groot hij is geworden.’