Ot en Sien – school (2)

4 november 2021 0 Door W. Koskamp

Op de kleuterschool was ik het lievelingetje van de juffrouw en zij had dat overgedragen aan de juffrouw van de lagere school. Ik kon potjes breken en soms tot jaloezie van anderen. Ik had dat eigenlijk niet in de gaten. Ik kreeg bijna iedere dag wel een zoen, dus ik had een hoge aaifactor. Ik vond dit normaal, maar later had ik niet meer zulke leraressen. Toch had ik wel juffrouw Krabbendam en dat was een echte lerares die mij over liet gaan naar klas drie, ondanks dat ik drie maanden niet op school was geweest. Op 7 april brak ik mijn enkel op vijf plaatsen en dat had tijd nodig om te genezen. Zij bezocht mij, speelde op een kokosnoot met snaren, gaf mij huiswerk en gaf mij toch ook een zoen en soms meerdere. Dat had ze nooit gedaan waar andere leerlingen bij waren. Daar was ze te veel een lerares voor. Zij liet mij gelukkig letterlijk niet zitten.

Als lesmateriaal hadden wij het leesplankje dat ik vrij snel erg kinderachtig vond, want ik kende alles uit mijn hoofd. Lezen lukte niet zo goed, dus ik kreeg maar boekjes mee, zoals An en Moe (eerste leesmethode), maar die vond ik maar niks. Ik las al vrij snel in mijn hoofd, maar in voorlezen was ik geen ster. Verhalen vertellen kon ik wel, want dan las ik het boek en vertelde ik het helemaal na. Letterlijk lukte mij dat niet in verband met mijn slechte ogen en daar heb ik bijvoorbeeld bij toespraken ook last van. Aan het einde van de eerste klas kreeg ik een bril en ik zei tegen mijn moeder dat ik bijna in de hemel was, want ik zag altijd in nevels en ’s avonds was ik moe.

Toen ging het lezen vooruit en kon ik het bord zien. Wij hadden nog een zwart krijtbord en mijn juffrouw die heel goed tekenen kon, tekende dan al de drie borden vol met krijt. Juffrouw Krabbendam kon er ook wat van, maar juffrouw De Weert was een talent. We hadden in klas drie en vier een vervelende meester. Hij kwam uit Den Haag en paste totaal niet in ons dorp. We noemden toen een meester geen eikel, maar dat was hij wel. In het speelkwartier voetbalden wij achter de school en de meesters voetbalden dan mee. Meester Bol bij de ene groep en die vervelende meester bij de andere groep. Hij kon niet tegen zijn verlies en dat merkten wij best wel. Als hij gewonnen had, dan zeurde hij tegen Jantje die roodharig was. Deze Jantje kon ook niet tegen zijn verlies en was nota bene bang voor de bal. Jantje was keeper en liet natuurlijk wel wat door. Tussen elf en twaalf uur werd hij steeds roder door dat gepest.

Deze meester had als bijnaam Hiep (Hiep was een ontdekkingsreiziger bij Pipo de clown en werd gespeeld door Wim Poncia en was een soort cultfiguurtje). Als iemand jarig was, bleven we ‘hieperdepiep’ roepen tot grote ergernis van meester Hiep, van wie ik zijn echte naam niet meer weet. Gelukkig kwam ik niet in zijn klas, want hij ging toen weg en ik denk dat meester Bol dat niet erg vond. Het meest ergerlijke aan hem vond ik dat hij mijn broer Chris ‘die zwarte’ noemde en zei dat hij niet keepen kon. Chris stond namelijk veel in het doel en Jantje vaak aan de andere kant.

Deel deze pagina