Nederlands-Indië (3)
Toen ik in Dieren woonde, had ik een vriendje die uit Papoea-Nieuw-Guinea kwam. Volgens hem was zijn vader minister in de regering van Nieuw-Guinea in ballingschap. Ik wist daar niets van. Hij vertelde dat zijn familie gevlucht was, omdat Nieuw-Guinea in 1962 overging in Indonesië. Zijn familie hoorde bij de elite en was bang voor deze overname. In deze tijd zijn er nog steeds opstandelingen in Nieuw-Guinea. Zijn vader hield toen in begin jaren zeventig de contacten levendig. Zo lang speelt het al. Als ik er kwam als jonge jongen moest ik altijd eten, of het nu ’s morgens was of dat ik net gegeten had. Dan maar een klein hapje, was de reactie. Ik ben hem uit het oog verloren toen ik Dieren verliet, dus ik weet niet wat er van hem en de idealen van zijn vader is geworden.
In een van onze korpsen hadden wij een zuster die amoebe dysenterie had. Zij kwam daar niet van af, want die amoebe had zich in haar darmstelsel genesteld. Ze had veel pijn en haar hele stoelgang was dan helemaal van slag. Ook haar geest was van slag; ze kon niet meer normaal reageren op de dingen om haar heen. Ze had in een Jappenkamp gezeten en had daar verontreinigd water gedronken. Elke keer vertelde ze dat verhaal. Veel mensen konden daar niet tegen, dus haar kring was beperkt. Ik kwam daar regelmatig, want ze moest haar verhaal vertellen. Ze vertelde een half uur lang. Het was een verschrikkelijk verhaal en zij vertelde het in al haar details. Ik vroeg maar niet door, want ik hoorde het toch wel op een gegeven ogenblik (was het niet op dit moment dan wel bij een andere gelegenheid). Het was een lieve vrouw die zei dat ze het de Japanners toch had vergeven, zoals Jezus het ook had gedaan. Ik geloofde zeker in haar oprechtheid, want ze straalde dat uit.
Haar man was geweermaker geweest en daarom waren zij vrij snel opgepakt. Zij was apotheekassistente. Haar kennis had haar geholpen het kamp te overleven en ze was in staat geweest om ook anderen te helpen. Zij stelde mij de vraag: ‘Weet je waarom een apotheek in Nederlands-Indië twee ingangen had?’ De hoofdingang was voor iedereen en de achteringang was voor de opiumverslaafden. Er waren onder de kolonialen heel veel verslaafden en de inheemse bevolking mocht dat niet weten. Het Nederlandse Gouvernement wilde het aantal terugbrengen door het gratis te verstrekken. Dan zou het vanzelf uitsterven. Het lijkt wel op de methadonverstrekking van nu.
We kregen laatst een grote erfenis met allerlei boeken binnen en tussen die boeken zaten allerlei boeken over Indië. Wij hadden ze op Marktplaats gezet, want ze waren uniek. Iemand uit de andere kant van het land wilde twee boekjes hebben over een Jappenkamp. Zijn vader had in het kamp gezeten en andere familieleden in een ander kamp. Zijn vader kon er niet over spreken, dus zijn kinderen wisten niets of heel weinig. Hij ging op een camping in de buurt staan en kwam naar ons toe, en was erg emotioneel. De boekjes waren gestencild, dus eigenlijk had je ze zo weg kunnen gooien in het oud papier. Voor hem waren het schatten en hij wilde er enorm veel geld voor geven. Dat heb ik afgehouden. Hij ging de boekjes uit elkaar halen om kopieën te maken voor zijn zuster, want die wist natuurlijk ook niets. Ik heb nog nooit zo veel geluk gevoeld bij de verkoop van deze boekjes. Wat voor de een waardeloos is, is voor de ander een schat. Hij huppelde naar zijn auto.