Kattenkwaad

16 juni 2022 0 Door W. Koskamp

Mijn eerste daad van kattenkwaad was belletje trekken. Ik kende de spelregels niet en bleef bij de deur staan. Een mevrouw deed open en vroeg aan mij of ik dat deed. Ik knikte ja met mijn hoofd. Ze vroeg om even te wachten en gooide vervolgens een emmer water over mij heen. Ik wist toen gelijk hoe het werkte. Toen ik bij mijn moeder klaagde, gaf ze als commentaar dat mijn kleren vanzelf weer zouden opdrogen. We waren toen gauw uitgekletst.

Mijn vriendjes en ik hadden de boeken van Pietje Bell gelezen. Pietje Bell had De Club van de Zwarte Hand. Wij maakten toen een zwarte vlag en waren dus De Zwarte Vlag. We bouwden een hut vlak bij het spoor, wat dus best wel gevaarlijk was. In die tijd reed er een trein van Dieren naar Apeldoorn met post en spullen van Van Gend & Loos, om 9.00 uur en om 16.00 uur. Wij waren in de hut, maar ik was toen weg. Mijn vriendjes echter kregen een volle spuit vanuit de locomotief over zich heen. De hut was kapot en vol water, en mijn vriendjes waren kletsnat. Dat water was smerig, want het rook naar metaal.

We besloten ergens anders opnieuw op te bouwen, maar dat gaf problemen. In het dorp waren er namelijk andere jongens die ook een club hadden. Die club heette De Zwarte Hand. Zij hadden een klein circus gebouwd, met een paar goocheltrucs, zoals een jongen die op een eenwieler reed, zogenaamde wilde dieren en iemand die de clown uithing. Wij waren dus de concurrent. Er kwam strijd. Wij waren zwakker en besloten tot een list. Die andere jongens stonden altijd bij elkaar en gingen zo de strijd aan. Wij hadden rotte eieren (want een van onze moeders zocht eieren uit om te verkopen en rotte eieren legde ze altijd apart), die namen wij mee.

De strijd begon en het was voor ons prijsgooien, omdat ze de tactiek hadden om dicht bij elkaar te staan. Aan de andere kant werd er gehuild. ’s Avonds stond er een moeder of vader (dat weet ik niet meer) aan de deur en ik heb toen problemen gehad met mijn vader. Onze tegenstanders waren woedend, want ze stonken enorm door die eieren. Zij hadden wraak gezworen en dus maakten ze zakjes met suikerrietstroop die in de strijd werden geworpen. Ik ben gelukkig niet geraakt, maar mijn vriendje Bennie wel. Die kreeg twee zakjes in zijn haar en kleefde aan alle kanten. Bij hem ging de waterkraan open. Toen kwam zijn moeder eraan die woedend was.

De strijd was over. Was ik nu zo ondeugend? Ik kan dat niet zeggen. Sommige dingen overkwam je, zoals het in brand steken van ons voetbalveldje. Wij hadden een voetbalveldje waar later huizen op zouden komen. Daar groeide gras, onkruid en brandnetels. Wij besloten om dat veldje af te laten branden. Dat was leuk en bespaarde ons een hoop werk. Maar het ging niet goed; de wind sloeg eronder en vervolgens werden de struiken van onze achterbuurman het slachtoffer. Dat heeft mij mijn spaarpot gekost en ik wist voortaan dat je goed moest kijken naar de windrichting.

Deel deze pagina