Moestuin
Ik ben niet zo’n liefhebber van moestuinen, want vroeger als kind was ik daar al veel te veel mee bezig. We hadden een flinke tuin en dat betekende dat we mee moesten helpen. Een teil vol met tuinbonen die op staken groeiden, moest ik dan schoonmaken. Soms probeerde ik er dan wel eens onderuit te komen, maar dan stonden ze ’s avonds na het eten op je te wachten. Woensdagmiddag was het vaak aardbeien plukken die we op dat moment niet opaten, want alles ging in de weckflessen in de kelder. We plukten aalbessen die nogal zuur waren, dus je kon ook niet snel wat opeten tijdens het plukken. Wij hadden er tamelijk veel en naar mijn idee veel te veel. Ik had liever kruisbessen, maar die hadden we niet. Die plukten we dan bij de achterbuurman; wij hadden drie buren en achter de boomgaard een braakliggend terrein (dat is overigens nu volgebouwd). Volgens mij heeft de buurman niet veel gegeten van zijn eigen struiken, maar hij zei er niets over.
Mijn vader was een goede tuinder, dus we hadden soms wekenlang dezelfde groenten op het menu. Ik ben nog steeds niet zo’n liefhebber van witte kool; wij aten het echter gekookt, rauw, als kliekje, in een slaatje (wat ik ook niet zo lekker vond) – en dat een paar weken lang. Eén keer ging het groenten kweken mis, want de wortelen waren ronduit smerig. Ze roken naar petroleum en smaakten er ook naar. Nu bleek dat Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog ons pand hadden bezet, en zij hadden vanwege de Engelse bommenwerpers de angst dat ze hun olie zouden bombarderen. Tien vaten zaten in de grond en die waren behoorlijk lek. Mijn vader verkocht de vaten aan mensen van het woonwagenkamp die erg enthousiast waren. Zij groeven alles uit en de smerige grond verdween naar beneden. Ze betaalden goed, dus er kwam rivierklei in het gat met beer uit onze beerput. Het groeide allemaal een stuk beter dan op de zandgrond waar we toen op zaten in Laag Soeren. Nu zou dat nooit meer mogen, maar toen dacht mijn vader en de opkopers dat dit goed was. Dat ze blij waren met de vaten was duidelijk, want ze hielpen mijn vader met het dichtgooien.
Al met al kostte het mijn vader niets en dat was voor een zuinige tuinder altijd goed. Hij was soms bij het gierige af. Als wij gingen fietsen, kregen wij een patatje zonder, want zonder mayonaise was ook goed. Mijn moeder was toch wel wat guller, maar mijn vader lette op de kleintjes. Daarom hadden we die moestuin en konden we aan de bak op momenten dat je wat anders wilde gaan doen. Toch waren we geen uitzonderingen, want ik wilde met een vriendje spelen en die kon niet vanwege het schoonmaken van eieren. Op grootte sorteren en dan in kisten doen, want de handelaar zou aan het eind van de middag langskomen.