Supermarkten
Een paar jaar geleden was ik in Hoorn bij het Museum van de Twintigste Eeuw, waar ik veel herkende van vroeger. Ik ben nog opgegroeid met een winkelier die je netjes de boodschappen aangaf. Wij hadden bij ons dorp de IFA (die bestond van 1960 t/m 1966 vanuit de Grosco en werd later Vivo) die ook speelgoed, stripboekjes, shampoo en dropjes verkocht. Deze supermarkt lag buiten het dorp. Wij maakten daar wel eens de grap over internationaal fabrieksafval, waar de zoon van de eigenaar niet altijd gelukkig mee was. In het midden van het dorp hadden we de Spar. Het opvallende was dat de eigenaars altijd in een soort stofjas liepen en de vrouwen een schort aanhadden. Waarom dat zo was, vroeg ik mij als kind al af. Toen vertelden ze mij dat dit was voor de bescherming van hun kleding.
Er was verder in het dorp nog geen supermarkt te bekennen. In andere kleine plaatsjes had je de Sperwer en de A&O-winkeltjes. Je gaf je boodschappenbriefje af en de keus was beperkt van wat je kon krijgen. Mijn moeder kocht altijd Dex margarine en in die winkeltjes had je misschien nog wel Leeuwenzegel of iets plantaardigs, maar dat was het wel. De winkel was eigenlijk een uitvergrote huiskamer en de voorraad stond in de schuur. Daar reed de zoon van de kruidenier met zijn kever naartoe en laadde vervolgens de boodschappen voor de boeren in. Eerst het boekje en dan de bestelling. Hetzelfde concept als Picnic die het nu zo online doet, dus er verandert toch niet zo veel.
Mijn eerste kennismaking met de supermarkt was het Snoepje van de Week van de Gruyter. Die winkel was bij mijn oma in de buurt in Hilversum. Dat was een beetje een halve supermarkt met een hoog Spargehalte. Ik keek mijn ogen uit. Later was ik toch erg blij met de supermarktjes die ontstonden waar je gewoon zelf je boodschappen kon pakken. Je hoefde dan niet te wachten op de verhalen van de volwassenen aan de kassa. Dat was bij ons in het oosten erg gezellig, maar niet voor jou als kind. Jij moest boodschappen doen en wilde dan zo snel mogelijk weer gaan spelen.
Langzaam maar zeker verdwenen er steeds meer kleine middenstanders en kwamen de supermarkten vol te liggen met brood, vleeswaren, enz. Dat hield de middenstand nog wel in stand, maar nu verdwijnen ze uit de dorpen, want ze zijn gewoon te duur voor de meeste mensen. In Drenthe houden ze soms zo’n winkel in stand met mensen met een beperking. In zo’n winkel zijn dan het postkantoor, de bibliotheek en nog een aantal organisaties gevestigd. Dit zou meer gestimuleerd moeten worden om de dorpen leefbaar te houden. Doordat er steeds meer grootschalige supermarkten komen, kun je beter het beleid omzetten. Ook tankstations zijn tegenwoordig halve supermarkten, wat niet goed is voor onze leefbaarheid.
Als kind was het gezellig om al die bedrijvigheid te zien: de bakker waar ik vers brood haalde en vervolgens de korsten opat voor ik thuis was; de groenteboer die mij een appel gaf; de kapper die mijn haar zo afknipte dat ik voorlopig niet terug hoefde te komen en mij verkouden liet worden; de melkboer die van alles verkocht en zijn vrouw met een smetteloos wit schort. Dit is nostalgie, maar nu hebben we supermarkten vol met veel te veel spullen, en wordt er veel weggegooid en lang niet altijd gaat het naar de voedselbank. Ik denk dat een kleine supermarkt per week 15 kratten met waren weggooit en dan weet ik het nog niet eens van die heel grote supermarkten. Maar dat betalen wij wel allemaal en dat drijft de prijs omhoog. Misschien was vroeger toch goedkoper en meer duurzaam. Het is afwachten hoe het zal zijn in de toekomst en die is dichtbij, want de tijd is aan het veranderen.