Boerderij

8 september 2023 0 Door W. Koskamp

Toen ik jong was, gingen we niet op vakantie, want als je een pension hebt, dan werk je in de zomer. En geld was er ook niet voor. Ik heb het niet gemist. Ik moet niet denken aan al die kinderen in basisschoolleeftijd die in de auto einden ver moeten rijden, omdat er ergens een goed plekje is om te kamperen. Ik ging uit logeren en dat vond ik geweldig. Bijvoorbeeld bij mijn oma en opa in Hilversum waar mijn opa mij altijd versloeg met dammen, en waar ik plaatjes draaide op de pick-up. En mijn oma had een brede smaak; ze had de Zingende Zusjes, Ricky Nelson (met ‘Hello Mary Lou’), de Zingende Dominee, Wheels en ga zomaar door.

Ik ging ook een keertje naar Harderwijk om te logeren op de camping van tante Tjallie en ome Gerrit. Toch blijft mij de vakantie in de Achterhoek het meest bij; daar zag ik dan mijn familie weer. Mijn ooms en tantes zag ik bij ons thuis tijdens de verjaardagen van mijn ouders. Dan kwam mijn ome Johan met tomaten en andere groenten uit de tuin, en rookte hij bolkknakken. Dat gaf veel blauwe lucht, want mijn ouders rookten niet. Mijn moeder een enkele keer, maar haar sigaretten deelde ze vaak uit aan de pensiongasten (sigaretten waren toen best wel elitair: Players, Captain Grant, Egyptische sigaretten). De volgende dag moesten de ramen dan open, want de lucht hing er nog.

Ik ging ook wel naar de boerderij van mijn tante Leida en ome Willem, die van mijn grootouders was geweest. Mijn ome Hendrik was getrouwd met tante Mina en had een boerderij in Varsseveld. Tweede zoon Johan had een tuinderij tegenover het ouderlijk huis, waar ik wel eens ging kijken, hoewel de tuinderij niets voor mij is/was. De boerderij lag mij meer; ik keek graag naar de koeien, ging varkens eten geven en eieren rapen. Ik sliep vrij kort tijdens die vakanties, want ik ging rond zes uur mee om te melken. Daarna een lekker ontbijt met Calvé pindakaas (dat werd alleen zondags gesmeerd) en ik werd verwend tot en met. Ik ging ook met ome Willem mee met paard en wagen om melkbussen in Breedebroek op te halen. Daar waren toen kleine boeren die vaak een bus (30 liter) hadden. Die slingerde mijn oom dan op de wagen en ik schoof ze door. Later toen ik wat ouder was, slingerde ik ze ook op de wagen. Het paard liep gewoon door, want hij kende precies de route. We leverden de bussen af bij de zuivelfabriek in De Heurne.

Mijn ome Johan had vijf keien achter in zijn schuur staan, om zijn tuinderij rendabel te houden. Ik ging ook veel met mijn neef Freek mee, want hij haalde met zijn Massy Ferguson een wagen vol op voor zuivelfabriek De Eendracht in Silvolde, bij wat grotere boeren. Wij brachten vaak ook wei (ondermelk, ook een basisproduct voor Rivella) mee voor de kalveren. Ook kregen we soms rekjes mee voor vla, Rivella en Groli. Ik hielp mee met de bussen op de loopband te zetten en sloeg met een rubberen hamer de deksels los. Verder had ik het altijd geweldig en heb ik mij nooit verveeld, dus eigenlijk mag ik niet klagen dat we nooit op vakantie gingen. Dit kwam mede door mijn tante Leida, over wie ik volgende week een blog zal plaatsen.

Deel deze pagina