Stempel
Soms heb je aarzelingen om iets op te schrijven, maar dan denk je, waarom ook niet? Ik heb het gezien. Er is zo veel dat we niet begrijpen, maar wonderen gebeuren. Ik was erbij. We durven niet te geloven wat we zien.
Toen ik geboren werd, had mijn moeder rode hond en dat heeft ze mij nogal wat verweten. Ik was ongewenst, want mijn ouders zaten destijds in een verbouwing en ik kostte geld. Dat verwijt ontving ik regelmatig als ik ondeugend was. Mijn broers en zuster hebben niet in de gaten gehad wat voor impact dat had, want ze waren immers kinderen. Toch was ik niet echt ondeugend; ik was dromerig (dat ben ik nu nog) en ook vaak verdrietig, en ik kon mijn weg niet vinden. Ik heb de mazzel dat ik goed kan leren, dus op school kon ik veel dromen.
Ik had op school juffrouwen die ik nog steeds voor me zie in mijn gedachten en die in de gaten hadden waarom ik het achterste van mijn tong niet liet zien. Dat was ook wel verstandig, want toen de kleuterjuffrouw mij een zoen gaf om mij op te beuren, vertelde ik dat thuis. Daar kwam een stortvloed over mij heen, dus daarna zweeg ik maar over die mooie dingen. Latere zoenen werden niet meer gemeld. Ik kreeg het verwijt van medeleerlingen dat ik de lieveling van de juffrouw was. Een van de juffrouwen zei ook dat dat zo was, maar dat wilde ik zelf. Mijn tijd op de lagere school was dus goed en ik kon daardoor veel het huis ontvluchten en naar buiten gaan, in Laag Soeren en Dieren.
Het probleem kwam op de ulo, waar ons hoofd, meneer Franken, mij wel in de gaten had, als ik weer eens was weggestuurd door mijn dromerigheid. Hij gaf mij dan een Frans thema om op te lossen en streek over mijn haren. Hij heeft bij ons thuis de boel rustig gehouden, als mijn moeder weer eens kwam klagen. De enige van thuis die geprobeerd heeft om met mij te praten, was mijn tante Leida. Ik heb toen gezegd dat ik er niet mocht zijn en toen begreep ze alles.
Mede door deze mensen die God op mijn weg heeft geplaatst, ben ik door mijn jeugdjaren heen gekomen. Maar het grootste wonder is wel mijn geloof, dat ik al jong had en dat mij erdoorheen heeft getrokken, want later werd ik depressief en kon met heel veel dingen niet omgaan. Maar het wonder ging mij niet voorbij. In mijn radeloosheid bad ik om iemand die van mij hield. Die heb ik gekregen en dat doet ze nog steeds. Zij is nu nog steeds extra bezorgd over de hersenbloeding die ik heb gehad. Ik wil haar niet kwijt en zij mij niet. Ik ben een gelukkig mens met mensen om mij heen die van mij houden en ik houd van iedereen, want ik weet wat het is als je die liefde mist. Ik heb behoorlijk ingehaald.
Ik was erbij. We durven niet te geloven wat we zien.
Ik nu wel.