Auto (4)
Een van de raarste ervaringen die ik als officier heb meegemaakt, is dat ik de zorg had over verschillende auto’s. In Tiel hadden wij een Volkswagen Transsporter, die we van de Rotary club hadden gekregen. Eigenlijk konden wij hem niet betalen en ons korps kwam financieel slecht te zitten. Toen wij naar het korps kwamen, hadden we al een fors tekort. De mensen hadden het idee dat ze niet hoefden te betalen als wij meereden. Ook vonden mensen dat ze de auto als taxi konden gebruiken voor ziekenhuisbezoek. Dat laatste heb ik snel afgeschaft, want dan kan je als heilsofficier taxichauffeur worden. Ik was niet van plan om een vrijwilliger te gaan zoeken voor dit gemak.
Ik verloor al vrij snel mijn vrijwillige chauffeur die op zondag zonder toestemming reed met als gevolg een lege tank op maandag. Ik had zo weer een andere chauffeur gevonden die erg integer was, en ook de latere chauffeurs waren dat. Ikzelf betaalde al mijn privé-kilometers, want dat vind en vond ik normaal. Voor het ophalen van de samenkomst maakten we een strippenkaart en veel van onze mensen vonden dat prima. Zij vonden het ook te gemakkelijk gaan. Een van de dingen was dat de bus voor ons gebouw stond en de chauffeurs haalden de bus bij ons op. Ze wilden dat overigens ook, want voor hun eigen deur zetten vonden ze te veel verantwoordelijkheid.
We hadden op een dag de tank volgegooid met benzine. Wij wilden toen wegrijden, maar hij deed het niet. De tank was leeg: met een slangetje leeggemaakt. We kregen toen een tankdop met slot. Zo leerde ik van alles, bijvoorbeeld niet op de parkeerplaats bij de Waal de bus parkeren, want die loopt soms onder en dan moet ik op zoek naar een chauffeur. Gelukkig is er altijd nog de politie, dus dat heb ik nooit meer gedaan. Bij de Volkswagen had je de startmotor onder de auto hangen; dat gaf in de winter wel eens problemen. Dus we moesten goed kijken hoe we moesten parkeren en zorgen dat de banden in orde waren, en natuurlijk regelmatig onderhoud.
Dat laatste konden wij niet betalen, dus ik ging het anders doen: onze tweedehands kleding leverde geld op, dus wij begonnen in verschillende dorpen ophaalpunten (in Den Bosch, Zaltbommel en Geldermalsen). Zo raakten mensen betrokken bij ons werk en dat leverde ruimte voor ons onderhoud aan de auto. Wij verkochten Strijdkreten in de dorpen en als mensen vroegen of wij kleding wilden hebben, namen wij dat mee. Dat leverde genoeg geld op, en toen ook nog overal mensen belden om kleding op te halen van rommelmarkten en bedrijven, zoals Wehkamp, konden we goed rondkomen en veel bijzondere acties doen, zoals het rondbrengen van kerststukjes. Onze chauffeurs waren soms zeer creatief. Ik hoefde het niet allemaal meer te bedenken.
Wij gingen uit Tiel weg met een positief saldo en hadden behoorlijk gesneden in de onkosten, en zelfs gezorgd voor geld om de bus eventueel te vervangen. Helaas werd het korps gesloten, omdat de nieuwe mensen vertrokken, want er werd behoorlijk gestookt. Zo gaat het altijd als je in een klein korps het geheel niet strak organiseert.