Waar ben ik opgegroeid? (1)
Mijn vader had zijn tuinderij gekocht van iemand die zijn hele familie al in Canada had zitten, dus hij kon het voordelig overnemen. Hij had al een kleine tuinderij bij het ouderlijk huis, maar daar zat geen groei in. Hij had er dus nu de ruimte voor. Maar het ging niet door, omdat zij naar Laag Soeren gingen verhuizen. Toen kwam er meer ruimte voor mijn moeder. Mijn moeder was een vakvrouw om een pension te runnen en deed dat erg goed. Van april tot en met oktober zat het vol. Zij kon goed koken. Mijn vader had nog een stukje land achter het huis en verbouwde de groenten. Bovendien hadden wij een behoorlijke boomgaard. Mijn vader had toch nog een stukje van zijn oude vak. Ze hebben eerst nog een stuk van het huis afgebroken; daar was de ‘poepdoos’. We kregen toen net een riool en een waterleiding. Ik vond de ‘poepdoos’ verschrikkelijk en had altijd het gevoel dat ik erin zou vallen. Ons huisnummer werd veranderd in nummer 43. Ik zag onlangs dat het huisnummer weer veranderd is.
Ik had enorm veel vrijheid en liep vaak naar de buren. De buurman was gek op mij, dus ik mocht op hun hond zitten. Hij heette Tarzan en was beresterk. Toen hij overleed, kregen ze een andere hond, Rexy. Ik was toen te zwaar voor de hond en hij had daar weinig zin. Tarzan liep met mij twee keer om het huis en gooide mij vervolgens bij een stukje gras eraf. De buurvrouw was niet altijd aardig. Ze hadden geen kinderen en soms werd ik behoorlijk verwend. Als ze mij zoenen gaf, was ik toch zo’n lief jongetje. De andere keer gaf zij mij een snoepje en dan moest ik wegwezen. Vermoedelijk had zij toch moeite met geen kinderen. Uit kwaadheid heb ik een keer de kippenhokken opengezet en dat heeft mij een flink pak op mijn broek opgeleverd. De kippen liepen op het hele terrein.
Ik heb van mijn buurman meerdere keren op de broek gehad. Ik heb een schutting door mijn bal laten instorten. Hij had harde handen; toen mocht dat nog. Klagen had geen zin; dan heb je het ernaar gemaakt, was het commentaar van mijn vader. Ook na half zes ’s avonds kreeg ik wel eens een pak op mijn broek, want dan klaagde mijn moeder over mij. Was ik nu echt ondeugend? Dat kan ik niet zeggen. Mij overkwam het gewoon en dat was niet altijd bewust. Ik had het tuinhuisje een keer op scherp gezet en dat was ik vergeten. Een paar maanden later kwam de kolenboer en hij mikte een zak kolen in het kolenhok. Mijn vader was erbij en het hokje verschoof. Alle gereedschap viel over hen heen en het hokje schoof van zijn balken. Ik rende weg, wat natuurlijk niet slim was, want om half zes gingen we eten. Ik kreeg mijn straf en omdat ik vroeg naar bed was, ging ik later even naar het toilet. Ik hoorde mijn ouders lachen om mijn daad en vond het vreemd dat ik straf had gekregen.
Onze tweede buurman was een oud-Indische planter en was erg zwijgzaam. Hij werd erg ziek en zat in een rieten stoel op het gras. Ik ging naar hem toe en speelde om hem heen. Vermoedelijk had hij veel meegemaakt. Hij was op mij gesteld, vertelde zijn vrouw aan mijn moeder. Zij gaf mij blokken met Indische plaatjes en ik heb nog steeds spijt dat die verdwenen zijn op een of andere manier. Ik heb alleen maar gebabbeld en gespeeld. Blijkbaar heeft God mij toen gebruikt om deze man rustig te maken zonder dat ik er bewust van was.