Suriname (1)
Toen we aankwamen in Suriname, kwam je in een land waar Nederlands werd gesproken, maar tegelijk ook erg anders was. Toch is in Suriname veel van de Nederlandse taal terug te vinden. Internationaal gezien is het verstandig om Engels te kunnen, want de correspondentie moest toen al veel in het Engels gebeuren. Toch moest ik wel eens woorden opzoeken, want het handels Engels is toch wel anders dan het Engels uit mijn schoolboeken. Binnen een maand kon ik mij goed genoeg in het Engels uitdrukken en ook schrijven. Dat verleer je overigens ook snel, dus je moet het je weer eigen maken.
Wat ik erg opvallend vond, was dat de mensen mij ‘bakra’ (= blanke) noemden en dan ook mij wat wilden aansmeren, maar daar trapte ik niet in. Binnen no time noemden ze mij ‘boeroe’ (= blanke Surinamers met voorvaderen die in de negentiende eeuw naar Suriname waren gekomen). Toen werd ik ook niet meer benaderd als toerist. Ik had toen nog niet zulke witte haren, maar blonde lange haren. Op de plaatjes van de Evangelische Broedergemeente was Jezus een blanke man in een wit kleed en met lange haren. Mensen noemden mij Jezus en als ik mijn uniform aanhad, noemden ze mij Jezus van het Leger des Heils.
Mensen hadden veel respect voor geestelijke mensen zonder dat je ze kende. Je werd op handen gedragen en ze wilden niet dat je in de rij ging staan bij de bank of elders. Ik heb daar nooit gebruik van gemaakt. Ik stond een keer in de rij bij de Hakrinbank en er kwam een grote man die wilde voordringen. Ik zei dat hij dat niet mocht doen en de man bleef achter mij staan. Onze rij was in een mum van tijd opgelost. Ik liep naar buiten en er kwam iemand naar me toe die vroeg of ik wel goed bij mijn hoofd was. De man achter mij in de rij was de lijfwacht van president Bouterse. Dat deed mij niet zo veel, en ik ben hem nog vaak tegengekomen en dan groette hij mij.
Ik hoor trouwens niet tot de bangeriken, maar ik zoek ook de confrontatie niet op. Dat is mij ook wel eens slecht bekomen. Mijn vrouw ziet dan iets en roept dan direct dat ik er niet heen moet gaan. Dat kan ze beter niet zeggen, want ik laat niemand voor mijn neus in elkaar slaan. Ik ben in Suriname en ook wel eens in Nederland op een stoeltje gaan zitten vanwege de spanning. Ik raad iedereen aan dat na zo’n spanning te doen. Niets zeggen of doen is geen optie voor mij. Je kunt je overal over opwinden, maar dat doe ik niet. Als je in Suriname woont, kun je je beter houden aan het spreekwoord: ‘bij God is alles mogelijk en in Suriname ook’. Dan gaat het misschien anders, maar het komt linksom of rechtsom wel in orde.
Toch is het moeilijk om op langer termijn te plannen, want soms heeft een hap-en-snapbeleid voordelen, maar ook niet altijd. Wij hadden geen werkvergunning en verblijfsvergunning. Daar moet je je niet zo druk om maken; gewoon werken en dan overal stempeltjes halen. Dat is erg arbeidsintensief. Dus ik sloeg gewoon wat kantoren over en meldde mij bij het kantoor in de Nieuwe Haven. Ik had alles in Nederland in orde gemaakt, maar die man keek en keek maar, en vroeg aan mij waar de rest van de stempels was. Ik vertelde dat ik daar geen tijd voor had, om met mijn fiets overal naartoe te rijden, en vertelde hem dat ik nu toch voor hem zat. Dat kon hij niet ontkennen. Na een flinke lachbui kwam ik bij het hoofd van die dienst, en die moest ook lachen en stempelde alles af. Ik had sneller dan menig andere buitenlander een paar vergunningen. Bij God is alles mogelijk en in Suriname ook.