Doelwit
Als kind heb je altijd te maken met pesten, maar ik kan niet zeggen dat ik er veel mee te maken heb gehad. Ik werd niet gepest en had ook geen zin om te pesten. Het risico van pesten is toch dat degene die je pest, je een pak slaag kan geven. Ik ben fysiek niet zo sterk, dus je laat het dan wel uit je hoofd. Schelden deed je wel en schelden kan ook zeer doen. Ik weet wel dat een vriendje van mij, wiens ouders gingen scheiden, uitgescholden werd voor spiekerkwartierjongen. Zijn moeder had haar man namelijk gezien bij de hoeren van het Spiekerkwartier, dus hij kon zijn koffers pakken. Dat was heel laag en daar heb ik wel wat van gezegd.
Als kind speelde je cowboytje en indiaantje met revolvers en pijl en boog. Ik kreeg zulk speelgoed niet van mijn ouders, want mijn vader vond dat het altijd tot ruzie leidde en iemand beschieten als doelwit was niet slim. De klapperpistooltjes waren niet gevaarlijk, maar de pijl en boog wel. Als je namelijk de zuignap van de pijl afnam, kreeg je een scherp pijltje. Dus wij moesten ze zelf maken met een touwtje en hout uit het bos. Dat je dan ruzie kreeg, was terecht, want met waterpistooltjes schieten was ook niet fijn.
Volwassenen hebben ook doelwitten en dat werd ons via de televisie geleerd met het befaamde spel Het Gulden Schot van Kees Schilperoort. Aan het eind van het spel moest je met eenĀ kruisboog op een appel schieten. Het was de eerste grote spelshow op televisie. Toen we een keer een avond met de korpsraad van Emmen zaten, gingen we samen eten en kruisboogschieten in een restaurant. Ik bracht er niets van terecht en de meeste van ons ook niet, behalve br. Arno van Eken, want hij was scherpschutter geweest in het militaire leger. De Koskamps zijn niet zulke goede soldaten, maar mijn neef Gerard blijkbaar wel. Op de kermis waren ze niet zo blij met hem (volgens de verhalen werd er altijd geknoeid met de geweren). Boven in de slaapkamer hingen nogal wat pin-ups (kaarten met mooie filmsterren) aan de wand. Ik was een keer met hem naar de kermis en de kraamhouder vroeg of hij wilde stoppen. Krom of geknoeid, het maakte Gerard niet uit. Hij schoot raak.
Het meest heb ik mij gestoord aan de jagers op de Veluwe. Die gingen op een verhoging liggen en dan dreven de boswachter en een paar medewerkers dieren langs de jagers. Zij schoten dan op de dieren en raakten de dieren vaak maar half, en dan moest de boswachter ze uit hun lijden verlossen. De jagers gingen dan met hun mooie jasjes en vrouwen met parelkettingen wat drinken, met stoere taal en smoesjes over de wildstand. Ze wilden gewoon paffen. Er zijn ook andere soort jagers, maar dit zijn geen echte jagers. Je zult maar hun doelwit zijn.