Delft (1)

29 augustus 2025 0 Door W. Koskamp

Wij hebben zo’n twee jaar in Delft gewerkt, waar je eigenlijk twee werelden hebt. Je hebt de Delftenaar en je hebt de studenten. Met die laatste groep heb je weinig te maken. Alleen als je een fiets hoort met veel gekraak, dan weet je, dat is een studentenfiets. De studenten zijn een paar jaar in de stad en kochten bij ons in de kledingwinkel in de eerste paar dagen een colbertje. We bewaarden juist die colbertjes het hele jaar door, want in augustus verkocht je ze veel.

Helaas is die kledingwinkel midden in een winkelstraat nu gesloten en dat is jammer, want Delft is een goede plaats voor buurtwerk. Helaas konden we onze tijd niet vinden: óf het was te groot, óf te veel uit de buurt, óf te klein. De korpsbevolking is uit elkaar gevallen. Ze gingen naar Vlaardingen en Rotterdam, terwijl Haaglanden hun korps zou worden. Ik had toen al gewaarschuwd dat de afstand met de mensen uit Delft te groot is met Den Haag. Dat is niet alleen bij ons in het Leger des Heils, maar ook bij andere mensen.

Delft is een volkje apart en ik heb er veel gelachen. We hadden een taakstraffer die op een terras in het midden van de stad met stoelen had gegooid (met een beetje drank op). Hij had een hond en iemand had verteld dat die hond niet op het terras mocht. Hij explodeerde en aangezien hij een veelpleger was, kon hij gratis gaan logeren. Later kwam hij ook nog in de problemen op de Pier van Scheveningen. Zijn vriend stal een peper-en-zoutstelletje bij Van der Valk. Erg dom, want de politie wacht rustig bij de ingang van de Pier. Hij kon naar Zoetermeer voor gratis kost en inwoning. Ook als je niets doet en er gewoon bij bent.

Hij had een woonboot en een opslagplaats. Die opslagplaats stond vol met oldtimer brommers, die hij zou gaan maken. Helaas kwam dat er niet van en hij verzamelde alleen. Hij sliep in deze ruimte, vol met de stank van olie en andere viezigheid. Ik vroeg hem waarom hij daar sliep, want hij had toch een woonboot? Zijn woonboot lag half onder water en het water was soms boven in de boot. Volgens mij is dat behoorlijk gevaarlijk. Als het water door de wind roerig was, moest hij de boot uit, want dan kwam het water hoger. Verdrinken doe ik niet, zei hij, want zijn hond begon te zeuren als hij nat werd. Hij zou het lek nog wel eens maken, maar daar kwam ook niets van. De gemeente haalde uiteindelijk de boot uit de gracht.

Soms belt hij mij nog op, meestal ’s avonds, en vertelt hij dat hij een oude zuster mist die als een soort moeder voor hem was. Hij maakte met haar de zaal in Den Haag Rijswijk schoon. Zij is overleden en hij kan alleen maar rouwen, want zo’n moeder heeft hij nooit gehad. Vervolgens begint hij verder tegen me te praten en zegt dat we samen een bakje pleur moeten gaan drinken in een koffiehuis. Hij mist mij en ook mijn Beppie. Hij belt dan niet meer op, want hij is te emotioneel. Met drank op durft hij te bellen (hij is dan aangeschoten). Hij wil mij eigenlijk papa noemen, maar ik ben majoor, zegt hij dan.

Deel deze pagina