Als je beschouwt, dan kijk je anders, want je probeert het geheel te zien. Daarom is het zo moeilijk om een schouwspel te volgen. Soms heb ik de indruk dat dit veel mensen slecht lukt. Onrust en haast maken dat er soms te snel wordt gehandeld, maar de coronacrisis dwingt ons tot rust. Veel mensen gaan weer puzzelen of spelletjes doen. De bouwmarkten zijn druk en mensen genieten weer meer van de natuur.
Toch doe ik een pleidooi voor nadenken en beschouwen.
Angst
Ik las in de krant dat een journalist die corona had gekregen, bang was voor de dood, omdat hij geloofde dat hij zou branden in de hel vanwege zijn ongeloof en zijn daden. Ik vroeg mij af hoe je nu bang kan zijn voor de dood als je niet gelooft en tegelijk gelooft in de hel? Ik vond dat een vreemde gedachte, want het spreekt elkaar behoorlijk tegen. Hoe kom je daar uit? Dit moet ik even beschouwen, want wat zit er achter?
A Waar komt dit vandaan? Is de journalist in angst voor God opgegroeid?
B Gelooft hij in een straffende God die, zoals Urbanus dat in een sketch zei, als hij iets verkeerd deed hem ging straffen en dat hij dus moest bukken?
C Wat is je grondhouding tegen God? Hoe is je relatie?
D Is God gevoelig voor een verkeerde handeling, bijvoorbeeld vloeken of gaat het over meer?
E Hoe gelukkig ben je met deze gevoelens, want deze komen terug en zitten toch in je onderbewustzijn?
Bij het beschouwen komen er bij u wellicht nog meer vragen naar boven, want ik zal de laatste zijn om aan te geven hoe het precies zit. Maar deze vragen spelen heel vaak bij gelovigen en ongelovigen en als je erover na hebt gedacht, dan kun je beter praten. Niet beschouwen leidt vaak tot ondoordachte antwoorden en daar zit niemand op te wachten, want het gaat over leven en dood.
Even een kaarsje
Peter van Straaten tekende een stel dat een kerk binnenging en daar stond onder:
Even een kaarsje opsteken, ik geloof niet in God, maar wil Hem wel te vriend houden.
Deze houding zie je ook veel terug in de Nederlandse popmuziek, want luister maar eens naar bijvoorbeeld Bløf en The Scene. Het gevoel hangt er, maar maak het niet persoonlijk, want daar is iets. Ik vind dat vreemd, want in science fiction wordt het goed en kwaad aan de mensen persoonlijk op gehangen of het is een grote machtige computer. Dus er is iets, maar haal het niet te dichtbij. Steek een kaarsje op, want het kan geen kwaad. Ik heb daar wel een paar vragen over om over te beschouwen.
A Waar geloof je in als je zegt niet te geloven en dan die God te vriend wilt houden?
B Veel geloof is gebaseerd op angst; offers brengen en dan is de Godheid tevreden. Is dat de Bijbelse God?
C Welke God wil er offers?
D Als er iets is – een kracht, waar komt dat iets vandaan?
E Op dit moment worden we geregeerd door een virus dat we met het blote oog niet kunnen zien. Waar komt dit kwaad vandaan?
Dit vraagt lezen en nadenken, want hier ben je niet zomaar uit.
Ik ben een God in het diepst van mijn binnenste
Dit is een gedeelte van een gedicht van Willem Kloos aan het eind van de negentiende eeuw. Dat was een teken van de geest van die tijd en dit was ook een opleving van het pantheïsme: geen persoonlijke God, maar natuur en Godheid in de mens. Veel intellectuelen verlieten de kerk en na de grote oorlogen ook de arbeiders die het zochten in ideologieën die veel op het christelijk geloof leken. Ze zochten naar een heilsstaat op aarde en dat deden de christenen ook.
Er ontstonden communes, gebaseerd op de eerste christelijke gemeente (Zion City in America), de Joodse staat in 1825 in de buurt van Buffalo of op andere gronden zoals Walden in Bussum (waar Frederik van Eden veel geld in stopte). Nietzsche was geen Nazi, maar hij bereidde wel de gedachten voor. Zijn zus legde het naast het nazisme dat de wereld in vlam zette en alles wat anders was, werd vernietigd. Multatuli verwierp God, want God gaf niet de juiste antwoorden en stelde dat God niet bestond (gebed van een onwetende). Zijn medestanders zaten in de vrijdenkersvereniging die niet groot is geworden, want zo vrij denken die mensen niet. Eerder bekrompen, zoals ook christenen en moslims die geen dialoog aangaan, want een discussie zorgt voor verruiming van je gedachten.
Die mis ik behoorlijk bij al die vrijdenkers en ik ben best wel discussies met hen aangegaan. Zij vinden dat godsdienst geen invloed mag hebben op het staatsbestel. Daar ben ik het gedeeltelijk wel mee eens, want IS is niet bepaald een zegen en christelijke bommen op Bagdad gooien is volgens mij niet de weg om tot vrede te komen. Het communisme zag er goed uit, maar is uitgegroeid tot een moordmachine en tirannie. Het wordt nu door China gebruikt, maar daar passen ze gewoon de legalistische school toe. Een politieke stroming die wil dat er streng en gewelddadig opgetreden moet worden tegen mensen die tegen de heersende macht zijn. Zo hard dat niemand meer het lef heeft om in opstand te komen, want de ongelijkheid wordt steeds groter in China en ze zetten steeds meer elektronica in om te onderdrukken.
De volgende vragen zou je kunnen stellen in je beschouwing.
A Waar miste de kerk de aansluiting met al die kerkverlaters?
B Waarom keren mensen niet terug naar God, want de ideologieën hebben gefaald en falen nog steeds?
C Waarom het geloof van een ander aanvallen, is het jouwe beter?
D Wat zie je gebeuren in de wereld? Hoe zet je dat neer in je eigen kleine wereld?
E Waarom geloven in iets dat niet werkt?
Dat laatste geldt natuurlijk ook voor het geloof in God. René Descartes stelde: ik ben, dus ik besta. Ikzelf zou beginnen met: ik ben, dus ik geloof; of voor anderen: Ik ben, dus ik geloof niet. Allemaal beginnen we op het nulpunt en kunnen we gaan bouwen.
Goed en kwaad
Ons bestaan wordt steeds bepaald door goed en kwaad. Er zijn geloofsstromingen die precies weten waar alles vandaan komt. Het kwade komt vanuit een satan (tegenspeler van God) en het goede van God. Dat is wel te gemakkelijk geformuleerd, want bijvoorbeeld in de Bijbel komen er momenten voor dat God mensen straft. Het bekendste voorbeeld is wel de zondvloed, dus weten we niet waar het kwade vandaan komt, want dat is sterk bepaald hoe je erin staat.
In een kerk las ik wat berichten rond het coronavirus. We zullen tegen deze ziekte moeten vechten met alles wat we hebben en ook ontloop je het toch niet, want het is je lot. Dat geeft al een wereld van verschil in denken aan. Ik heb een eigen wil, ik ga ervoor en mijn omstandigheden kan ik toch niet veranderen. In deze denkbeelden wordt niet gesproken over waar het goede en het kwade vandaan komen. Alleen in het laatste denkbeeld zit een verlammend effect van berusting en in het eerste een strijd om er toch wat van te maken.
Wat is uw gedachte en wat kun je met dit?
A Gelooft u duidelijk dat goed en kwaad duidelijk te scheiden zijn?
B Wat is uw cultuur rondom uw denken?
C Waar haalt u uw denkbeeld vandaan?
D Wat voor keuze maakt u rondom kwaad en goed?
Ik kies zelf voor de eerste optie, want de tweede optie betekent: waarom zou ik nog deze beschouwingen schrijven, want ik wil graag dat mensen nadenken en dan handelen. ‘O, God gedenk mij’ houdt voor mij ook in wat ikzelf heb gedaan. Als je denkt dat God het voor je regelt, houd dan maar op deze beschouwingen te lezen. Maar als daar twijfel is, ga dan door. Niet dat ik de waarheid heb, want iedereen denkt na op zijn of haar eigen wijze.
Collectief kwaad en goed
We weten dat een moord plegen niet goed is. Tegelijk hebben we in bijna alle landen een gelegaliseerde moordmachine om ons land te verdedigen. Helaas kunnen we stellen dat we vaak in de problemen komen, omdat wij aanvallen (zie ons bombardement in Irak). Als er morgen oorlog uitbreekt, kunnen we er niet zoveel aan doen als individu. Als er een pandemie uitbreekt, kunnen we er ook niet zoveel aan doen als individu. Dus we horen steeds dat we het samen moeten doen. Dan doet ons individu er wel toe, want hoeveel kunnen we hebben om het kwaad tegen te gaan en het goede te doen.
In al onze overwegingen speelt het geweten mee, want dat is door onze cultuur bepaald. En soms kunnen we in onze samenleving veel veranderen, maar toch niet altijd. Veel mensen dachten dat de homo-emancipatie wel voltooid was, omdat er getrouwd kon worden. Maar zolang er een Gay Parade wordt gehouden, zal het niet overgaan. Ik woonde in Zaandam. Daar zeiden mensen tegen mij dat ze lekker ‘homootjes op de Gay Pride’ gingen bekijken. Alsof het een kermis of circus was en dat zeiden ze zeer geringschattend.
Ik mis toch wel eens zelfreflectie in dit denken. Ook niet iedereen die tot de LHBT-gemeenschap hoort, is gelukkig met deze parade. Ik denk dat als die parade stopt dat iedereen elkaar accepteert of dat alles weer wordt verzwegen. Nu is er veel fysiek en verbaal homogeweld en ook via de sociale media, dus er is nog een weg te gaan. Wat is wijsheid? Misschien ergens in het midden om tot een echte dialoog te komen? Simpel zeggen dat het een kwaad is, geeft geen recht dat iedereen mag zijn wie hij of zij is. Het is ook te simpel om te zeggen dat gelovigen tegen homo’s zijn, want de mensen die naar de Gay Pride gingen, waren geen gelovigen. Ikzelf vind dat mensen mogen zijn wie ze zijn, dus dat geldt ook voor trouwen en alles daarom heen.
A Waar zit bij ons het kwade in?
B Is het zo wie eieren breekt dat mag doen als het collectieve goed wordt bereikt?
C We zitten vaak met de rug na de muur. Hoe valt onze keuze uit?
D Welke rol is er voor ons geweten?
E Mag iedereen zij, hoe hij of zij is of plaatsen we kanttekeningen? (Je mag het zijn, maar niet zoenen in het openbaar of hand in hand lopen op straat.)
Bestaan
Om te starten met denken over ons leven hebben we nu een aantal vragen gehad over de grond van ons bestaan. Wij zijn individu, maar tegelijk ook een groep. Ons bestaan is pas een bestaan als we weten wie wij zijn en hoe we denken. We zoeken mensen op die wij als vrienden of kennissen omarmen. Familie krijg je, daar heb je nauwelijks invloed op. Wel als je kinderen krijgt, want tegenwoordig kan je zwangerschap regelen. Dat gaat niet altijd op, want als een vrouw zwanger is, kan zij bepalen of het kind komt, ondanks soms heftige protesten.
In mijn jeugd werd een jong meisje zwanger en zij besloot haar kind te houden; haar vriendje wilde toen niet verder met haar. De omgeving riep dat ze een slet was en er werd behoorlijk geroddeld. Mijn vader werd daar erg boos over en gaf tegengas. Waar lag de verantwoordelijkheid van de jongen? Zij was een arbeidersmeisje en hij kwam uit hogere kringen. Hij koos voor zijn status en is later getrouwd met iemand van zijn klasse. Het meisje is verhuisd uit het dorp en ik weet niet wat er van haar en haar kind is geworden. ‘Niemand laat zijn eigen kind alleen’ is een liedje van Willy Alberti en dat liedje is waardeloos voor mensen die dat anders hebben ervaren in hun leven.
Een vader en moeder kies je niet uit, die heb je, ook al komen je zaadcellen uit de spermabank. We zien wat er voor discussies in de samenleving zijn rond adoptie, donorschap en drugsverslaafde ouders. Ook zijn er kinderen die in echtscheidingsperikelen zijn meegetrokken of voorkinderen. Zo kunnen we nog wel even doorgaan. Het begint dus bij die ouders, maar waar komt dat leven vandaan? Gelovigen zeggen van God en wetenschappers proberen dat te bewijzen of te weerleggen.
A Hoe is onze band met ons voorgeslacht?
B Hoe is onze band met onze rechtstreekse ouders?
C Wat maakt ons als mens?
D Heeft religie daar een plaats in?
Als je dit beschouwd hebt, kom je bij de volgende uitdaging.
Kleine cultuur
Als je ouder wordt, begint de omstandigheid waarin je woont mee te spelen. Hoe lang blijf je thuis voor je naar anderen gaat (familie, oppas)? Dan gaan namelijk anderen dan je ouders invloed krijgen. Ook maakt het wat uit of je de oudste, de jongste of ertussenin zit. Ik hoorde bijvoorbeeld van een meisje uit een groot gezin dat zij altijd de verstandigste moest zijn. Mijn oudste zoon heeft toch wel meer op onze jongste dochter opgepast dan onze tweede zoon. Was hij dan beter geschikt dan de tweede zoon? Nee, zij waren allebei anders, dus vulden ze die rol anders in.
Toen de drie prinsen weleens stoeiden, is de volgende opmerking wel eens gevallen: ‘Wees voorzichtig met Alexander, want anders moeten wij koning worden.’ Dus in de wieg was al bekend wat het mogelijk zou worden. Maar een zoon bij een boer werd vroeger en tegenwoordig ook gezien als opvolger. Terwijl het tegenwoordig helemaal niet gek is dat een meisje de opvolger wordt. Dit is dus een cultuurverandering.
Wij hadden vroeger kinderen in de klas die niet konden leren of niet wilden leren. Zij bleven zitten en waren vervelend, maar hun omgeving vond dat zij in een bepaalde richting moesten. Een van die jongens wilde de bouw in, maar zijn ouders hadden een winkel. Wat een droevige jongen was dat, want hij moest op school boekhouding en handelsrekenen leren. In die kleine cultuur zit je in een bel, zoals Sloterdijk het al zegt. Die bel beschermt je, maar houdt je ook kort. Het is belangrijk wat er met je gebeurt en dat je nu weet hoe dat komt.
De vragen zijn:
A In welke bel bevind ik mij?
B Geeft die bel mij vrijheid of beperkingen?
C Veranderen we van bel?
D Wat of wie maakt dat er iets veranderd is in onze persoonlijke bel?
Het vervolg zit in het hoofdstukje grote cultuur.
De grote cultuur
Als je in Limburg of Groningen opgroeit, maakt dat heel wat uit. De samenleving is wel de laatste jaren een groot werelddorp geworden. Ik denk dat dit geknaagd heeft aan ons gevoel van identiteit, veiligheid en hoe we ons gegrond voelen. In gesprekken met adoptiekinderen heb ik nogal veel gehoord dat ze graag willen weten wat hun wortels zijn. Soms voelden ze zichzelf ‘wortelloos’. Natuurlijk geldt dat niet voor elk adoptiekind.
Toch willen wij ergens bij horen en dat is niet altijd zo. Bij emigratie moet je zo snel mogelijk integreren, maar hoe doe je dat? In emigratielanden als Canada, Zuid-Afrika en bij ons in Nederland heeft de eerste generatie toch de neiging om elkaar op te zoeken en soms bij elkaar te gaan wonen in een zorgcentrum. Hier kennen we elkaar, want dit is veilig en het is onze identiteit.
Toch is dit over een paar jaar voorbij als er geen nieuwe emigranten komen en als de kinderen en de kleinkinderen opgaan in de identiteit van het nieuwe land. Uit de bel stappen maakt dat je niet zo veilig bent en dat moet je maar durven.
A Welke bel zou je uit willen stappen?
B Wat zijn je wortels?
C Wat zijn de wortels van je voorgeslacht?
D Wat zullen de wortels van je nageslacht zijn?
Racisme
Racisme is een brede aangelegenheid en het gaat door alle bevolkingslagen heen. Centraal staat wel dat iemand zich superieur voelt over een ander. Natuurlijk hebben wij in Nederland wijdverbreid racisme en is het ook wel ingeslopen in onze cultuur. Soms weet je niet beter: Zwarte Piet, een Indo werd bij ons in het dorp ‘blauwe’ genoemd, vanwege de blauwe glans op zijn haar en zo zijn er wel meer voorbeelden te noemen van ingeslopen vooroordelen of beledigingen.
Het gaat om blank, zwart of geel. Nee, het gaat om achtergestelde mensen en soms uitgebuite mensen. In Amsterdam hebben mensen het soms over boeren die buiten hun stad wonen en dan bedoelen ze wel domme boeren. In de Achterhoek is het dankzij de band Normaal een geuzennaam geworden. Dus zaken kunnen ook veranderen door emancipatie en laten we hopen en eraan werken dat dit gebeurt met verschillende groepen in onze samenleving. Anders krijgen we Amerikaanse toestanden. In het staan in onze samenleving is het belangrijk wat onze positie is en hoe we denken.
A Wat is onze positie?
B Wat is vastgeroest in onze gedachten?
C Wat zijn onze vooroordelen?
D Voor wie zijn we bang en wie vinden we maar niks?
E Zoeken wij de dialoog of de confrontatie?
Status
In mijn jeugd ging je niet om met katholieken, want die waren anders. Ik had katholieke vriendjes en ik vond ze niet anders. Later zijn mijn ouders anders gaan denken. Mijn vader zat er achter dat die papen altijd de baas wilden spelen en eigenlijk waren toen de protestanten machtiger, dus er was een verlies van status. In ons pension kwamen mensen uit rijke en adellijke kringen, maar een tante of iemand anders betaalde. Deze pensiongasten konden het niet betalen, maar hun status was toch dat je op vakantie moest.
In het oude Indië werden mensen ingeschreven als blanke Europeanen in de burgerlijke stand. De Europeanen waren lager, want zij hadden een Indische ouder en waren door de blanke (meestal een vader) erkend. Zij kregen lagere ambtenarenbaantjes of werden militair. Bij de geboorte waren je mogelijkheden al beperkt. Er waren vele blanken verslaafd aan opium en die werd door de Indische regering verstrekt via de achterdeur van de apotheek (ik kreeg dat te horen van een assistente van een apotheek uit Semarang). De status moest vastgehouden worden.
Ik werkte in Den Helder en daar vertelden vrouwen van marinepersoneel dat zij destijds in Indië niet mochten werken, want dat schaadde de status. Ik heb mij nog nooit zo verveeld en zo veel geroddeld, vertelde een van de vrouwen. De vraag is natuurlijk: is het altijd verkeerd om je status op te houden?
A Hecht u aan status?
B Bent u tevreden over uzelf?
C Wat vindt u van het ophouden van status?
D Wat zou u voor uzelf willen wat redelijk te halen is in je leven?
E Doet geloof daar ook nog in mee?