Dromerigheid (2)
Mijn tweede jaar op de lagere school was bijzonder, want ik moest op 7 april naar de tandarts in Dieren. Mijn zus Gerda ging met mij mee en ik had een klein fietsje dat geen remmen had. Een doorloper noemde men dat en ik remde dus altijd met mijn voeten. Op de terugweg kwam er een grote zandauto (ze waren de nieuwe wijk Nieuwland in Dieren aan het bouwen) en door de zuiging van die zandauto viel ik. Doordat ik niet kon remmen, kwam ik met mijn rechterbeen in de spaken en brak ik op vijf plekken mijn voet. Met als gevolg tien weken in het ziekenhuis en vier weken in loopgips thuis.
Toen heb ik leren lezen, want ik lag stil en kon niets anders doen. Ik was net een beetje schoolrijp geworden en ben niet blijven zitten. De juffrouw vond mij zo goed lezen dat ik naar klas drie mocht. Ik heb toen echt mijn liefde voor stripboeken gekregen, want in de kast lagen oude Robbedoezen. Later heb ik van een ouder buurmeisje stapels gehad, maar helaas zijn die in het oud papier verdwenen en zijn ze nu niet meer te krijgen.
Mijn middelbare schooltijd vond ik niet fijn, want er was wel wat spanning in huis, dus mijn huiswerk leed daaronder. Ik deed het noodzakelijke en ging voetballen. Ik droomde ook veel in de klas en dan hadden leraren een vreemde gewoonte, want ze gooiden dan een bordenwisser op je tafel en je schrok dan behoorlijk. Die bordenwisser had een harde kant en een zachte kant vol met krijt, dus dan kon je je tafeltje schoonmaken. Op een keer kreeg ik de bordenwisser met de harde kant tegen mijn hoofd. Dat deed behoorlijk zeer, dus ik gooide de borstel terug. Het gevolg was dat ik naar de schooldirecteur moest en die begroette mij met: ‘Zo, Koskamp, ben je er weer?’
Ik had een poosje daarvoor door een ruit gelopen van een tussendeur. Wij hadden tussendeuren in de gang en we moesten van klas naar klas lopen. Dan zwaaiden die deuren dicht en ik kwam er tegenaan, want ik lette niet op. Ik was net als in de film dwars door de deur gelopen en het glas vloog alle kanten op, maar ik had geen schrammetje. Daarna kwam er staaldraad in het glas en ik ben toen er ook wel weer tegenaan gelopen, maar dan was je van de pijn gelijk wakker.
Ik zat regelmatig bij de directeur en dat is mijn redding geweest, vanwege de ULO. Ik was erg slecht in mijn talen, want ik vond er niks aan. Als ik naar hem toe moest of als ik naar huis ging, gaf hij mij Franse thema’s die behoorlijk moeilijk waren. Zat je in klas een, dan kreeg je thema’s van klas twee enz. Dat was erg vervelend en het dwong je tot leren en lezen in woordenboeken. Als je dacht, dat doe ik niet, dan kreeg je twee thema’s en dat liet je dan wel uit je hoofd. Afraffelen leverde als beloning: corrigeren en een nieuw thema. Mijn ouders wisten hier niets van, want hij hield dat onder ons. Hij zei: ‘Of ze het weten of niet, daar leer jij niet beter van.’
Ik heb in mijn leven soms geen begrip gekend, maar in mijn schooltijd heb ik toch altijd onderwijzers gekend die mij begrepen, want het schoolsysteem is niet mijn systeem. Verder heb ik in mijn leven andere mensen gezien die dezelfde problemen hadden. Dingen leren die niet je interesse hebben en dan zeggen dat je het nodig hebt voor later. Veel kennis van de ULO is kennis die ik nu nog niet gebruik. Ze hadden mijn dromerigheid nog meer kunnen gebruiken, want ik was gek op geschiedenis, aardrijkskunde en fysica, maar dat waren bijvakken (rare term overigens). Juist een concentratie op hetgeen jonge kinderen willen, vormt ze veel beter. Toen ik in de verpleging ging, had ik geen enkel vak onder de acht, want dat had mijn interesse. Ik kom nu achteraf tot de conclusie; niet ieder kind is geschikt voor alleen maar klassikaal les: ik was blij dat ik in de verpleging kon.
Majoor, leuk verhaal weer en nu begrijp ik waarom u dol bent op stripboeken, zitten plaatjes in en het leest lekker weg. Stripboek moet ik nog opsturen hoor, nog niet aan toegekomen. En u bent wel een brokkenpiloot maar er toch altijd weer goed door heen gekomen. Toppie.