Breuken (2)
Het eerste verhaal over breuken was eigenlijk iets wat ik niet had mogen beleven. De tweede breuk was wel mijn eigen schuld. Als tiener gingen wij vaak zwemmen in zwembad Het Nieuwland. Dat ging om het zwemmen en ook om de meisjes, die je amper durfde aan te kijken. Veel stoerdoenerij, en ik had toch wel meisjes in mijn buurt. Ik was natuurlijk puber en onhandig, maar had toen een blond meisje, die door iedereen werd nagekeken. Ik had zogenaamd verkering en het meisje vertelde dat rond, terwijl ik haar nog niet eens had aangeraakt. Op een middag kwam ze weer naar mij toe en nam het voortouw. Ik dacht, waarom ik? Ik had een gevlekte huid, vanwege pigmentverkleuring, en dat maakte mij erg onzeker. Toch had ze wat met mij. Ik vond haar wat minder, want ze rookte. Als ze dichterbij kwam, rook ze naar de asbak van mijn opa, dus het werd uiteindelijk niets.
Op die middag waren de meisjes al weg en wij als jongens stoeiden wat. Ik hoorde niet tot de sterkste jongens en lenig was ik ook niet. Een van de jongens kon een heupzwaai en wilde dat laten zien. Hij deed het bij een andere jongen voor, maar hij was nogal jaloers op mij omwille van dat blonde meisje en vroeg of ik ook wilde. Terwijl hij mij in een heupzwaai gooide, zei hij dat dat zijn wraak was. Ik kwam op de stenen terecht en versplinterde mijn bovenarm. Ik moest met de ambulance naar het ziekenhuis en kreeg een pin met een hoefijzer en gewichten in mijn arm, want het kon niet in het gips.
De eerste nacht kon ik niet slapen van de pijn en had behoorlijk wat koorts. De nachtzuster kwam en daarna de dokter. Ik kreeg toen morfine; van de eerste dagen daarna weet ik niet veel meer. Toen de pijn over was, ging het weer beter. Ik had het goed op mijn afdeling. Ik was zestien jaar en hoefde niet naar de kinderafdeling, want de zusters wilden mij niet kwijt. Ik sprak met al mijn medepatiƫnten en het was best wel gezellig. Een opa was twee benen kwijt. Of hij zat bij mij, of hij ging weer naar zijn bed met eten. Hij had het niet gemakkelijk, maar wij deden samen spelletjes en hij vond dat prachtig.
We hadden daar ook dementerende bejaarden, maar ik kon en kan gelukkig nog steeds eindeloos met die mensen praten. Ik vroeg naar hun jeugd en dan kwamen ze los. Hier is ook mijn idee ontstaan om verpleegkundige te worden, en het liefst in de psychiatrie. Ik kreeg een zeeman naast mij te liggen en in Dantzig had hij een Poolse vrouw gevonden. Tijdens een potje voetbal had hij in het gras geschoten, met een breuk als gevolg. Zijn Poolse vrouw bracht van alles mee, want toen werd het eten in het ziekenhuis blijkbaar door de familie. We mochten niets zeggen, want anders kwam er niets meer, dus wij hielden braaf onze mond en aten worst, chips en nog meer. Hij kon het toch niet op.
Na zes weken ziekenhuis mocht ik naar huis met een arm die ik niet kon buigen. Ik moest naar de fysiotherapie, en daar mijn arm in een badje leggen en maar buigen. Dat ging mij niet snel genoeg; mijn oudste broer begon ook mijn arm in een badje te buigen. Ik ging soms door de grond van de pijn, maar dankzij hem kon ik mijn arm buigen. Ik heb wel jaren last gehad van weer pijn in die arm, als het weer veranderde. De kracht in die arm is iets minder, maar dat vind ik niet erg. Ik hoorde bij de fysiotherapie toen veel mensen gillen, maar dat heb ik niet gedaan; dat vond ik kinderachtig.