Delft (3)
Wat bijzonder was aan korps Delft was de begeleiding van de samenkomsten. Voorheen had men een klein muziekkorps, maar dat ging niet meer. De oplossing werd gevonden in een pianist die begeleid werd door twee zussen. De jongste speelde dwarsfluit en de oudste gitaar; onze dochter speelde mee op haar althoorn. Tezamen klonk het lang niet slecht. Deze oplossing is de oplossing voor meerdere korpsen. Wie kan er spelen en wie begeleidt?
Toen wij in korps Delft kwamen, was ons gebouw al verkocht aan een projectontwikkelaar. Ik heb nog andere gebouwen bekeken, maar het was allemaal weer te groot, te oud of uit de ligging. Wat erg bijzonder was, was dat het beroemde straatje van Vermeer naast ons gebouw was geweest. Ons pand had toen heel goed een soort museum kunnen worden, want het museum van Vermeer was niet bijzonder. Helaas was het straatje al weg. De nieuwe eigenaar had het kadaster geraadpleegd en alles laten doormeten. Het bleek dat nogal wat buren een stuk hadden toegeëigend. De paaltjes werden geslagen en als de sloop zou beginnen, dan moest de grond terug naar de eigenaar. Hoe lang dat al het geval was, weet ik niet, want het terrein was groot en wij hadden er geen last van.
Ik kreeg wel de opdracht om het terrein schoon op te leveren. Het hotel naast ons vond dat niet leuk, want zijn buitenplaats werd gehalveerd. De buurman aan de andere kant had er niet zo veel moeite mee. Hij zou een groenstrook missen. Achter de korpszaal was moeilijker, want achter een hekje lag een onbeschrijfelijke puinhoop aan oud ijzer. De eigenaar van die rommel ruimde dat maar niet op, want hij zou het nog kunnen gebruiken. Hij had meer opslagplekken. Zijn vrouw vertelde mij dat hij de troep toch niet zou opruimen. Ik heb hem drie keer gevraagd om het te doen, want het was ons terrein. Bovendien was er ook asbest op die plek. Zijn vrouw zei dat ik de asbest moest laten verdwijnen, dan zou zij de rekening betalen. Hij was even boos op mij, maar het gebeurde toch. Hij had de asbest aangebracht, omdat het zo goedkoop was.
De rommel ruimde hij niet op. Ik liet een container van een schroothandel komen en heb al het metaal erin gegooid; één container bleek niet genoeg te zijn. Ik liet een vuilcontainer komen, waar het restafval in kwam. Ik heb de rekening betaald, en wat ik overhield van de opbrengst van het oud ijzer heb ik aan hem gegeven. Tevens stelde ik een rekening op voor de huur van de grond voor de laatste vijfentwintig jaar. Hij schrok zich een ongeluk. Hij mopperde, maar ik had mijn oplossing paraat. Ik zei, de huur valt weg, maar ik krijg de opbrengst. Als hij bleef mekkeren, zou ik naar de rechtswinkel gaan. Hij bond in. We gingen samen een bak koffie drinken en waren toch nog dikke vrienden. Kort daarop overleed hij. Ik had wel met zijn vrouw te doen, want er lag nog wat in de binnenstad van hem. Ik was zelf toen al in korps Zaandam.