Dienstweigering
Toen ik jong was, had men nog de dienstplicht en ik werd opgeroepen voor de keuring. Ik wilde een beroep doen op de wet gewetensbezwaren vanwege mijn geloof. Ik vind het gek dat je veroordeeld wordt, dat je iemand vermoordt en dat het leger je tot een held maakt als je tegen de vijand vecht en hem doodt. Dus ik dacht: ik ga toch niet, dus ook niet naar de keuring. Dat was een beetje dom gedacht, want na twee keer niet verschenen te zijn, kreeg ik een brief. Ik moest mij melden, want anders werd ik opgehaald door de marechaussee en mijn voorland zou de cavalerie in Amersfoort zijn. Ik dacht: laat ik maar gaan.
Ik had niet goed gekeken op mijn papieren en kwam op maandag, terwijl ik dinsdag moest komen. Dan ga ik maar naar huis, maar de man keek op de papieren en zei: ‘En dan weer niet verschijnen.’ Hij pakte mijn dossier en ik werd nummer 120. Dat was niet geweldig om je borst tegen een plaat te zetten. Ik weet dat heel wat jongens niet van wassen met zeep hebben gehoord. Wat een stank.
Ik probeerde hierna iedereen in te halen en dat lukte. Ik moest twee keer naar de oogarts en die zei: ‘We vinden wel een functie voor jou, want schieten zal niet veel worden.’ Tussen de middag gingen we eten en er stond een klein mannetje die een keel opzette: ‘Mannen, daar is het eten.’ Ik vroeg aan hem (ik stond naast hem) of het wel wat zachter kon en dat ik niet zijn man was. Hij keek mij woedend aan en zei: ‘Jou krijgen we wel klein.’ Waarop ik hem zei dat het al aardig bij hem was gelukt. Hij wilde wat terugzeggen, maar ik had geen behoefte om met hem te praten, want hij kon alleen maar schreeuwen en dat zei ik hem.
Ik werd goedgekeurd en ik kwam bij een majoor die niet begreep dat ik niet in dienst wilde en ik moest van hem invullen of ik bij de marine, luchtvaart of landmacht wilde en dat weigerde ik. Als ik dat in zou vullen, was mijn beroep op de wet een stuk minder krachtig. Ik heb gelijk een formulier ingevuld dat ik ging weigeren, want anders kreeg ik al vrij snel bericht om in Amersfoort te verschijnen. Ik moest een verklaring opstellen dat ik ging weigeren en op welke gronden ik wilde weigeren.
Met hulp van de Vereniging Dienstweigeraars en Onkruit (een groep anarchisten die alternatieve actie hielden tegen het leger) maakte ik mijn verklaring gebaseerd op ‘Zalig zijn de vredestichters’ uit de Bergrede. Ik had meer met vredestichters dan met oorlogvoerders. Bij Onkruit ben ik weggegaan, want die gingen vliegtuigen kapot maken bij Volkel en dat vond ik oliedom, want dan gaan ze betere vliegtuigen bouwen. Met borden staan bij de Vierdaagse van Nijmegen en elke keer die omhoog doen als er militairen langskwamen, vond ik zinvoller en meer passen bij een christen, want je doet dan in principe mee.
Vervolgens moest ik naar de Surinamestraat in Den Haag voor een bezoek aan de psychiater. Ik kwam binnen en de assistent vroeg aan mij of ik een formulier in wilde vullen met gegevens over mijn familie. Die gegevens hielden in dat ik moest opschrijven of er psychiatrische familieleden waren. Ik vroeg of het zo was dat een ieder die in dienst ging dat moest invullen. Nee, het was alleen bij dienstweigering, dus ik weigerde dit in te vullen en ook het onderzoek, want ik vond dat mensen die wel gingen dan ook onderzocht moesten worden. Ik ben toen weggegaan.
Het rapport was kort en bondig: ‘Meneer weet wat hij wil.’ Achter je rug wordt een maatschappelijk rapport gemaakt. Ze gaan naar je ouders – ‘Het verbaast mij niet,’ zei mijn vader tegen de maatschappelijk werker – en naar je (oude) school – het hoofd van de school in Dieren zei: ‘Hij gaat niet, dat weet ik zeker.’
De laatste ronde is in Den Haag en ik moest aan de Wassenaarsestraat 18 verschijnen voor een drie mans sterke commissie. In de wachtkamer duurde het behoorlijk lang, want degene die voor mij was zat meer dan een uur in de kamer met de commissie. Ik dacht, dat wordt wat. Ik ging naar binnen en na amper tien minuten stond ik buiten en kreeg vier weken later dat mijn bezwaren gegrond waren verklaard en dat ik vervangende dienst zou moeten doen. Ik werd overgeheveld naar Sociale Zaken en die zouden met mij wat zoeken. Ze keken naar mijn papieren en vroegen of ik getrouwd was en ik zei ja. Ik mocht naar huis, want ik was kostwinner en toen sloot ik vier jaren van procederen af en heb toen taart gegeten.