Heleen

30 april 2020 0 Door W. Koskamp

Heleen was rond de zestig jaar, voordat ze in het Leger des Heils kwam. Zij was een boeroe uit Suriname. In de negentiende eeuw gingen arme blanke boeren uit Zuid-Holland en Groningen naar Suriname en kregen van de regering daar grond aangeboden. In het begin was onder die groep een grote sterfte en veel stress, maar langzaam maar zeker ontwikkelde zich een gemeenschap die zich net buiten Paramaribo tot stand kwam. Er is een dorp in Suriname dat ook Groningen heet. Als je pas in Suriname bent, noemen ze je bakra (blanke) en als je wat donkerder kleurt door de zon en je aanpast aan de mentaliteit en het weer, dan noemen ze je boeroe (de naam van deze groep Surinamers).

Heleen kwam op een bepaald moment in Nederland en werd medewerkster in een kinderopvang en in die baan was ze een echte Surinamer – kinderen spreken netjes, een volwassene spreek je aan met ‘u’ en niet met ‘jij’ en ‘jou’, en onderwijs is belangrijk. Op deze kinderopvang ontstond een conflict met de leidinggevende wat voor veel spanning zorgde en ook werd Heleen behoorlijk dwars gezeten. Ze werd ziek en na een poosje vroeg ze of ze vrijwilligerswerk bij ons mocht doen. Dat deed ze en aangezien wij in Suriname gewerkt hebben, klikte het goed.

Ze had in het verleden geen contact gehad met het Leger des Heils in Suriname en in Nederland, maar had wel vrijwilligerswerk gedaan bij de YWCA in Suriname. Toch merkte ik dat ze weer snel wilde gaan werken, maar ze had niet in de gaten dat ze een flinke burn-out had. Dat heb ik haar gezegd en dat ze beter nog meer rust moest nemen en zich af moest vragen of ze wel terug wilde naar de kinderopvang. Dat kwam behoorlijk bij haar binnen en wij zijn blijven praten.

Ze besloot om niet te terug te gaan en werd afgekocht. Ze was niet zo enthousiast over nieuw werk, want op haar leeftijd lukte dat nauwelijks, maar ze bleef trouw de sollicitatiecursus volgen van het UWV. Dit houdt de medewerkers van het UWV aan het werk, maar helpt mensen als Heleen bitter weinig. Ze besloot iets te gaan doen wat ze al heel wat jaren wilde doen – iets met haar creativiteit. Ze ging op een quiltcursus, ging etaleren voor de kledingwinkel (in Suriname wilde ze dat al, als ze als jongere de etalages zag) en kocht een duur apparaat om te naaien.

Daar heeft ze een tijdje mee geworsteld om als wachtgeld daarvoor te gebruiken. Later ben ik verschillende malen op kleine tentoonstellingen geweest waar haar werk te zien was. Ondertussen overleed haar partner in een verpleeghuis, dus persoonlijk had ze ook nog wel wat te verwerken. Gelukkig kreeg ze kennis aan een man die bij haar paste en geniet ze nu toch van haar pensioen en van haar Bertus.

Deel deze pagina