Martine
In het Leger des Heils krijg je vaak jonge mensen die stage komen lopen in je korps. Martine kwam voor een jaar stage lopen bij ons, voornamelijk achter de raad-en-daadbalie. Ze kwam aarzelend en onzeker binnen. Zij had al op jonge leeftijd een zoontje gekregen, Bart. Haar vriend had het af laten weten ten opzichte van haar en langzaam maar zeker ook van Bart; dit was voor haar een kras op haar ziel. Wat mij direct opviel toen ik haar zag, is dat zij potentie had voor het begeleiden van mensen die niet veel meer hebben, ondanks dat zij nog een meisje was. Qua schoolwerk zag je de onzekerheid ook zeker terug. Martine vroeg steeds bij elke opdracht die zij inleverde of het goed was en of ik nog opmerkingen of aanpassingen had. Na een aantal keer de bevestiging te hebben gegeven heb ik tegen Martine gezegd: ‘Goed is goed. Als ik zeg dat het goed is, moet je dit leren te accepteren, Martine.’
Misschien wel een beetje naïef, maar op ander gebied streetwise. Ieder mens zit in een bubbel en haar bubbel kon haar alleen maar terugtrekken. Dat zou in kunnen houden dat ze niet haar opleiding zou kunnen halen. Ik nam mij toen al voor dat dit niet ging gebeuren. Ik heb gekeken naar presentatie en die was ook een beetje naïef. Ze droeg kleding die eigenlijk te uitdagend was voor de doelgroep die bij ons komt. Kleding die de mensen afleidt van de hulpverlening; het is leuk voor het uitgaan, maar niet voor achter de balie. Al vrij snel luisterde zij en paste haar kleding aan. Martine reageerde altijd in tweede instantie, dus meestal zag je de verandering een poosje later gebeuren.
Haar zoontje is haar alles en dat is te begrijpen als de vader het af laat weten. De angst bestaat dan wel dat ze opnieuw een vriend treft die een kind maakt en weggaat. Daar hebben we wel over gesproken, want haar moeder was nogal bezig een man voor haar te krijgen. Haar wens was toch om niet haar vrijheid en die van Bart te verliezen voor een relatie en dat zal nog wel een worsteling geven in de toekomst, maar dat komt volgens mij wel goed.
Door de gesprekken met mensen in het korps en aan de balie werd ze steeds wijzer en het verbreedde haar beeld op de wereld en de mensen. Er kwamen andere dingen binnen dan haar toch beperkte bubbel. Ik merkte soms dat ze dat wel moest verwerken en gaandeweg zag ik een vrouw ontstaan; ze was geen meisje meer. Volgens mij had ze dat niet altijd in de gaten hoe ze veranderde.
Na de stage ging ze werken bij verstandelijk beperkte mensen op een dagcentrum. Helaas zou ik zo zeggen, want dat kan ze wel, maar wij hebben mensen nodig die hart hebben voor dak- en thuislozen en pragmatisch bezig zijn met de basisbehoeften. Mijn hoop is nog altijd dat ze gaat werken met deze doelgroep.
Martine is niet kerkelijk opgegroeid, maar gelooft wel en volgt ook het mensbeeld van het Leger, maar ze zal niet zomaar een kerk binnenstappen. Dit is wel te begrijpen, omdat het een vreemde wereld is voor een buitenstaander. De openheid in de kerken is niet groot en het volgen van Jezus is vaak ondergeschikt aan de vorm van de dienst en van de geloofsleer (dogmatiek). Martine zit meer op de lijn ‘als je gelooft, doe je dat door mensen te helpen’ en dat past prima bij het Leger. Ik hoop dat ze uit haar bubbel stapt en het waagt om bij de groep die graag een helper wil hebben, gaat werken.
Martine is na het behalen van haar diploma maatschappelijk werk nog een versnelde opleiding gaan doen. Die heeft zij ook met succes afgerond. Ze is nu officieel persoonlijk begeleider specifieke doelgroepen. ‘Goed is goed, Martine.’