Familie Smit

29 april 2021 0 Door W. Koskamp

‘Koskamp, kun je bij ons langskomen?’ was de start van een telefoongesprek dat ik had toen we zo’n twintig jaar geleden in Emmen aankwamen. Ik zei dat ik dat liever niet direct deed, want mevrouw Smit woonde volgens mij nog in het zuiden van het land. Maar zij vertelde mij dat ze verhuisd was en nu in een dorp in de omgeving van Emmen woonde. Haar dochter woonde ook in de omgeving en haar ouders werden wat ouder. Ik ben toen regelmatig bij mevrouw Smit langs geweest; haar man was er wel, maar was in zijn geest al wat afwezig. Ik zag dat hij verschillende malen dezelfde bladzijde las. Later bleek hij toch dement te zijn geworden en stierf eerder dan zij. Wat mevrouw Smit betrof, was dat er altijd volk was, waar zij ook woonde en als ik met haar alleen was, kwam er altijd wel iemand langs. Dat was in het zuiden én in het noorden van het land. Zij kwam oorspronkelijk uit Overijssel en sprak mij dus altijd aan met ‘Koskamp’, behalve als er anderen waren. Zij was Nederlands Hervormd, maar kwam in het Leger en was een trouwe bezoekster. Ook daar had zij mensen om haar heen. In Emmen kwam ze niet, want ze woonde te ver en was niet helemaal gezond meer.

Haar man was vroeger politieagent in Den Haag en toen ik hem ontmoette, kon ik mij niet voorstellen dat hij dat was geweest. Hij was toen al reclasseringsambtenaar voor het Leger des Heils gaan werken en was een zachtaardig mens die op een heel bijzonder wijze reclasseringswerk deed. In zijn team was hij niet de enige, want daar waren meer mensen die een bijzondere wijze van werken hadden. Zijn stelling was dat hij liever mensen uit de gevangenis hield dan ze erin moest stoppen. Hij pochte er niet over, maar was erg geliefd bij zijn mensen.

Hij bezorgde mij ook nogal wat werk. Hij was met pensioen, maar je gaat in dit werk ook nooit met pensioen. Hij had nogal wat bijzondere reclassanten en één persoon was eigenlijk een gladde oplichter. Smit probeerde hem dat af te leren, maar dit lukte hem niet, en mij ook niet. Deze man zag soms de dollartekens in de ogen van mensen en lichtte hen dan op. Ik verdenk hem er ook van dat hij af en toe geld anoniem in onze brievenbus gooide en goederen voor onze zaaldeur zette. Dit soort mensen begeleidde hij en ze spraken altijd lovend over hem, want hij was een gelovige en dat kon je zien. Daar waren toch wel doorgewinterde criminelen bij, maar hij kreeg ze soms toch verder. Tegen een topcrimineel zei hij dat hij oud genoeg was om met pensioen te gaan en tot mijn verbazing deed deze man het ook. Op geloofsgebied was hij een zoeker en een pluizer; dat maakte hem soms onrustig. Hij was veel bezig met de eindtijd; dat vond ik wel jammer, want geloof kan je juist rustig maken. Toch heb ik een goed gevoel over hen beiden en zie in hun dochter, zoon en kleindochter toch bepaalde kenmerken en dat is erg leuk.

Deel deze pagina