Botbreuken
In de loop der jaren heb ik wel eens wat gebroken en dat kwam vooral, omdat ik niet oplette. Op zevenjarige leeftijd brak ik mijn voet op vijf plekken en het bleek later nooit helemaal goed geheeld te zijn. Ondanks dat ze mij eierschalen in spinazie te eten gaven, want dat scheen goed te zijn. Sindsdien ben ik argwanend naar spinazie. Ik lag tien weken in het ziekenhuis en toch liet juffrouw Krabbendam mij overgaan van klas twee naar drie. Het was vroeger wel vreemd in zo’n ziekenhuis. Mijn broer van twaalf jaar mocht mij zien van buiten door het raam, want kinderen mochten niet op bezoek. Ik lag tussen volwassenen en hun kinderen kwamen wel naar binnen.
Toen ik zestien jaar was, was ik aan het stoeien in het zwembad. Een vriend van mij zat op judo, dus hij gaf mij een heupzwaai. Gevolg: een gesplinterde bovenarm. Met vliegende sirene werd ik naar het ziekenhuis in Velp gebracht en daar werd ik me toch een partijtje verwend. Ook kreeg ik heel veel worst, want naast mij lag een zeeman die in de grond had getrapt bij het voetballen. Hij had zijn enkel gebroken en zijn vrouw kwam uit Polen. Hij had haar aan de haak geslagen in Gdansk. Zij bracht hem van alles, want in Polen waren ze dat gewend en hij zei niets, dus na het bezoekuur hadden wij dikke pret.
Over het algemeen ben ik een piepert als ik een klein wondje heb, maar bij erge pijn zeg ik niets. ’s Nachts kwam de nachtzuster en zij zag dat ik pijn had en ondertussen 41 graden koorts. Ze gaf me morfine en ik ging onder zeil op vrijdag en werd weer wakker op woensdag. Ik kon dat niet geloven, maar toch was het zo. Wat eigenlijk nooit gebeurde, want de zusters speelden met mij monopoly en in de nacht speelde ik pesten met kaarten. Eigenlijk had ik helemaal niet zo’n zin om weg te gaan, zeker niet toen ik mijn bed uit mocht. Van mijn arm heb ik nog jaren last gehad vanwege ‘weerpijn’ (dat ontstond bij weersveranderingen en was een zeurderige pijn). Dankzij mijn broer revalideerde ik snel, want hij boog mijn arm en daardoor kon ik die weer binnen een maand gebruiken. Dat verbaasde de therapeut, want meestal duurde het langer. Ik vond het al lang zat en ging de verpleging in.
Toch heb ik diverse malen een scheur gehad in mijn botten en dat kwam door het brommer rijden. Beppie wilde niet bij mij achter op de brommer, want ik reed overal tussendoor. Toch heb ik daar nooit last van gehad. Mijn ongelukken waren niet mijn schuld, maar fouten van anderen. Auto’s die mij de weg afsneden of zomaar overstaken. Beide polsen hebben het gips gezien en toen ik na mijn bovenarmbreuk weer bij de huisarts was, was zijn commentaar: ‘Ben je er nu alweer?’. Ik kende onze huisarts goed, want ik voetbalde met zijn zoon die jong is overleden. Volgens de verhalen had hij een alvleesklierafwijking, maar of dat waar is… Wel wrang; dan ben je dokter en kun je je eigen zoon niet genezen. Ik had wel te doen met hem en zijn vrouw.