Popmuziek

19 augustus 2021 0 Door W. Koskamp

De juiste benadering van popsongs is dat het populaire liederen zijn en sommige zijn soms wel vijftig jaar oud en blijven opnieuw inspireren.

In de jaren zestig/zeventig begon ik naar pop te luisteren via Tijd voor Teenagers van Herman Stok die onlangs is overleden, en naar 20+ en 10-, want op de gewone radio was niets. Veronica kwam en de transistorradio die massaal mee werd genomen in de natuur en op het strand. ’s Avonds luisterde ik naar Radio Luxemburg en keek ik naar Beatclub om 16.00 uur op Duitsland 1. Dat alles bij elkaar heeft mijn smaak beïnvloed voor deze muziek. In die tijd begonnen er in onze buurt bandjes te ontstaan en mijn broer deed met Straight Flush, en later met Ambrosia, dapper mee. Ik ben nooit zo verzot geweest op uitgaan in bars en disco’s om te dansen; daar hield ik niet van. In het donker met flitsende lampen, ik had er niks mee. Maar bandjes kijken vind ik prachtig en dat doe ik nog steeds als er iets te zien is. De grote concerten in Ziggo Dome vind ik te massaal, hoewel ik wel met mijn dochter ben meegegaan naar Mumford & Sons.

Mijn broer heeft een tijdje gewerkt bij de musical Hair, de tweede editie. Ik zag toen wel hoe dat artiestenleven eruitzag: slecht betalen, veel jaloezie en haantjesgedrag. De hoeveelheid drugs die rondgingen, was behoorlijk. Ik ben benieuwd hoeveel leden van die cast nog leven, want het was een langzame zelfmoord waar ze mee bezig waren. Maar de muziek was prachtig. Ambrosia zou begeleiden, maar in de praktijk pikten ze de beste muzikanten eruit en de rest kon wieberen. Met die kennis heb ik altijd gekeken naar al die bandjes. In 1970 organiseerde een aantal mensen uit Eerbeek Free Village. Daar zag ik al die bandjes die ik op de radio of via de tv had gezien zoals The Outsiders, die ik prachtig vond. Ik was toen nog maar veertien jaar en liep van podium naar podium en er was een markt. Het was allemaal opgezet volgens het Woodstock-model, maar natuurlijk kleiner. Op de Zwarte Cross zie ik nog wat elementen in de uitvoering terug.

Parkpop in Den Haag was het grootste festival zonder betaling en werd betaald door sponsors en fondsen. De laatste jaren hebben ze ook op zaterdag een betaalde versie en dat is te merken op zondag wanneer de gratis versie is. De line-up is veel minder dan voorheen. Wat ook opvalt is dat op de festivals nog steeds veel gedronken en geblowd wordt, en ook pilletjes worden geslikt. Dus de handelaren in deze middelen zullen dat wel merken in hun inkomsten, wat ik niet zo erg vind. Ook het eten is niet creatief; Unox rookworsten, patat, kroketten en meer van al dat fastfood. Ik ben benieuwd of na corona daar ook verandering in komt. De charme is toch ook een beetje voorbij, want het wordt te gelikt en er zijn te veel mensen die veel willen verdienen. Ook hebben festivals veel dezelfde artiesten, dus er is weinig variatie. Als er een paar echt gaan vernieuwen, wordt het weer leuk. Je hoeft op een rockfestival geen dj Tiësto te hebben, dat maakt het niet beter. Toch blijft het leuk om in de stromende regen Normaal te horen spelen in Den Haag en de Hagenaars te horen zeggen dat ze er niks van verstaan, maar dat het toch goed is.

Deel deze pagina