Ot en Sien – school (1)
Soms kom je ergens achter zonder dat je dat hebt gepland. Wij gingen naar Roden (nog nooit geweest) voor een bezoek aan het Kinderspeelgoedmuseum, omdat daar iets van Lego zou zijn. Dat viel een beetje tegen, maar ik raad iedereen aan om daar naartoe te gaan voor jezelf en voor kinderen tot twaalf jaar ook. Ik kwam erachter dat H. Scheepstra, een van de schrijvers van de beroemde Ot en Sien boekjes, daar zijn inspiratie haalde bij buurkinderen. Er staat op de brink in Roden dan ook een standbeeld van hem en er is een plek waar je al die leesboekjes kunt bekijken.
Ik zat in mijn jeugd op de Jan Ligthartschool in Laag Soeren, bij juffrouw De Weerst en bij meester Bol. Jan Ligthart is ten gevolge van een val in het water in Laag Soeren in 1916 aldaar overleden. In de vijfde klas kwam ik terecht in Dieren op het Schoolpad (christelijk onderwijs) en dat was flink wennen, want Jan Ligthart-onderwijs was anders. Het was erg aanschouwelijk: veel wandplaten, buiten biologieles, buiten gymnastiek (bij gebrek aan een gymzaal). Je mocht in je eigen tempo werken, dus er was lang niet altijd klassikaal les. Je zat met dubbele klassen en in klas vijf en zes zaten er ook nog jongens die in klas zeven en acht zaten, omdat er geen buitengewoon lager onderwijs was in ons dorp. Zij gingen meestal op hun veertiende werken en op een zestiende staken ze ons de ogen uit, want zij hadden dan een spiksplinternieuwe brommer. Wij moesten het doen met brommers van oudere broers of een buurman of met de Sparta van pa.
Je had veel opdrachten van taal en rekenen. Als je dat had gedaan, keek de onderwijzer(es) het na. Intussen mocht jij een boekje lezen. Deze boekjes waren Tup en Joep, Daantje, Okkie en later als je beter kon lezen Jeroen met de zilveren sleutel of Prof Zegellak. De illustraties waren van Carol Voges, waar ik nog steeds van houd. Er schijnt een biografie van hem te zijn, maar ik kan hem niet vinden.
Jan Ligthart-onderwijs was niet direct een methode, maar het gaf je als kind heel veel vrijheid, wat ik wel nodig had. In Dieren kwam ik meer in leermodellen terecht, maar daar leerde ik beduidend minder. Als je in klas vijf zat, kreeg je kop/staartdelingen als je klaar was met je lessen. Als je sommen goed waren, mocht je het werk van anderen nakijken. Een geweldige methode, want ik was nooit zo ijverig, maar nakijken en anderen helpen als het rekenen niet zo goed ging, dat vond ik geweldig. Ik wilde dan ook onderwijzer worden, maar meester Bol zei: ‘Daar ben je veel te onrustig van aard voor.’ Hij was een geweldige pedagoog en hij had wat mij betreft gelijk. Volgende keer meer.