Bril
Voor een kind is een bril niet altijd handig. Ik kreeg op mijn zesde jaar een bril, maar het model was niet helemaal geweldig. En aangezien ik na een kappersbezoek meestal stekeltjeshaar had, kan ik niet zeggen dat ik er als kind leuk uitzag. Stekeltjeshaar knippen op de woensdagmiddag (dat was goedkoop, dus lang wachten) heeft er misschien voor gezorgd dat ik mijn haar heb laten groeien. Mijn eerste bril was een celluloid bril met een zwaar montuur, omdat ik dikke glazen had en het montuur deze glazen moest kunnen dragen. Later heb ik altijd gekozen voor ronde monturen; daar konden dunnere glazen in en later werden de glazen gemaakt van kunststof. Ik had John Lennon gezien met zijn ronde brillen en ik dacht, dat wil ik ook. Die waren er toen nog niet en de opticien kwam met een ziekenfondsbrilletje. In de crisisjaren konden mensen die geen bril konden betalen zo’n bril krijgen. Geringschattend sprak men dan over een brilletje. Toch was het ideaal voor mij en John Lennon droeg het, dus het was niet meer neerbuigend. Het duurde even voor ik zo’n bril kon kopen en ook de glazen waren een probleem. Het lukte me toch zo rond mijn negentiende verjaardag. Ik wilde zeker weten van die donkere celluloid brillen af, die nu overigens weer in de mode zijn.
Als kind werd mijn montuur kleiner en mijn hoofd groter, en dat had een oorzaak. Ik liep weer eens te dromen en liep tegen een lantaarnpaal aan. Toen lag mijn bril in twee stukken. Hij was door het midden gebroken. Deze bril werd gemaakt door het celluloid te smelten en ik had daardoor een lasplek voor op mijn bril. Dat betekende tevens dat die bril op die lasplek zwakker was. Twee keer daarna is de bril opnieuw gebroken en een keer zelfs ook met het glas. Ook heeft iemand een tennisbal tegen mijn bril gegooid en dat was niet goed voor de glazen.
Voor mij was de bril nodig, maar ik hield er niet van. Elke keer was de gang naar huis een ramp, want ik maakte mijn ouders niet gelukkig. Ze waren in Laag Soeren huizen aan het bouwen en ’s avonds sprongen we van de steigers naar beneden op een bult zand. Een vriendje brak zijn arm en ik mijn bril, dus het was best wel gevaarlijk. Als kind zie je dat gevaar niet, dus zocht je de spanning op. Al met al kwam de bril steeds vaster op mijn hoofd te zitten en mocht ik eindelijk een lichtere bril. Daar moest ik een preek over aanhoren. Ik moest voorzichtig zijn en het geld groeide niet op de rug. Ik luisterde en vergat het vrij snel, want de lichtere bril kreeg ook zijn schade (rechtzetten en glazen stuk).