Kerst (1)
Als je kerstmis zegt, dan zeg je in het Leger des Heils drukte. Soms kwam ik Kol Hoevers (inmiddels overleden) tegen en dan had hij gevleugelde uitspraken. ‘Doesburg forever’, want hij en ik waren de enige officieren uit korps Doesburg. Hij is er niet meer en nu zijn er nog twee officieren uit Doesburg. Frieda Hanouwer is nu officier in Oost-Europa en haar moeder was een aantal jaren mijn korpskadettenleidster (Bijbelstudie en vorming binnen het Leger des Heils) in korps Doesburg. De uitdrukking die ik het meest van Kol Hoevers nog weet, was zijn oneliner: ‘Weet je, als je een officier iets slechts wilt toewensen, dan zeg je: “Krijg de Kerst”.’ Hij had absoluut humor, maar hij had ook wel een beetje gelijk.
Juist in de kerstperiode loopt iedereen op zijn of haar tenen en kan het wel eens misgaan. Juist op de meest heilige momenten moet je je inhouden. Niet voor en na de samenkomst iets willen zeggen. Eigenlijk vind ik de kerstpotten de mooiste activiteit, want dan komen er mensen om met je te praten. En ondanks de kou als je op een hoek staat, kun je veel kwijt over het evangelie. Soms heb ik ook wel eens moeite ermee, omdat de mensen ons soms de hemel in prijzen. De sfeer rond de kerstpot is wat mij betreft behoorlijk verbeterd. Toen ik pas officier was, kreeg ik nog wel eens vervelende dingen te horen. Tegenwoordig hoor ik dat niet. Als ik zo’n sneer krijg, stap ik meestal erop af en vraag dan wat er mis is. Soms hoor je dan dingen die je niet wilt horen, maar ook kun je soms frustratie of misstappen oplossen. Dat heb ik toch een paar keer kunnen doen. U kunt dat ook doen; ga ervan uit dat het verhaal waar is en verdedig niets. En als je bang bent voor het verhaal, ga er dan niet heen.
In Tiel hadden wij bijna geen mensen voor de kerstpotten. Bij het postkantoor stonden twee Zuid-Molukse broeders en die wisselden elkaar af. Wij stonden bij het beeldje van Flipje. Mijn oudste dochter lag in de kinderwagen en zij had toen al bij de kerstpot gestaan, want ik stond er. Mijn vrouw kwam met de kinderwagen naar mij toe en ik ging weer met mijn dochter terug naar huis. Vervolgens gingen wij weer met de kinderwagen aflossen. Dat hebben we één jaar gedaan, als eerste jaar van ons officierschap. Het jaar daarop hebben wij het anders aangepakt.
In Tiel hadden we geen grote kerstvieringen, maar wel kerststukjes die we rondbrachten. Ook zorgden we voor kerstpakketten. Het korps bestaat niet meer, maar in de huidige tijd hadden ze het omgebouwd tot buurtpunt, want in Tiel is de sociale nood nog steeds hoog en is het kerkelijk leven ook niet erg sterk. Wij hadden een Volkswagen bus en reden Tiel en omstreken door. Mijn chauffeur zei dat hij bij de volgende stop naar de wc ging. Ik zei tegen hem dat hij dat niet kon vragen, maar hij zei dat ie dat wel ging doen. Het volgende adres was bij een ouder echtpaar die een Ierse setter met schurft had. (Ik heb later ervoor gezorgd dat zij een beter tehuis kreeg.) Overal lagen er lege en halflege flessen Sprite die die mevrouw ondanks haar suikerziekte dronk. Later hebben ze haar benen moeten afzetten. In het huis stonk het naar rottend vlees, bedorven jus en het was een bende. Wij leverden het kerststukje af en de mensen waren er blij mee. Ik bleef maar tegen mijn chauffeur zeggen: ‘Moet je nog naar de wc?’ Hij moest heel nodig, wipte van been naar been en vroeg wanneer we weer weggingen, maar hij ging daar niet naar de wc. Eenmaal in de bus reed hij direct naar het korpsgebouw en zuchtte van verlichting achteraf. Op mijn vraag waarom hij niet eerder was gegaan, gaf hij natuurlijk geen antwoord. Hij is overigens blijven rijden voor ons, want hij kon de grap wel waarderen.