Boomgaard

25 augustus 2022 0 Door W. Koskamp

Wij hadden bij ons thuis een boomgaard van ongeveer dertien bomen en hadden dus fruit genoeg. Helaas was de perenboom een boom met stoofperen, dus lekker even een peertje pakken zat er niet in. De appelbomen waren ook niet geweldig, want je kon daar enkel appelmoes van maken. Ze waren zuur, vielen op de grond en waren zo verrot. Jacob Cats dichtte vroeger al: ‘Vroeg rijp, vroeg rot.’ Dat sloeg niet alleen op de appels, maar ook op andere dingen. De appels gingen veelal in de weckfles met een flinke hoeveelheid suiker. Een ander dingetje was dat er wespen op de bomen afkwamen. Ik had op een paar nesten op de grond een steen gelegd. Het was daarna best een beetje druk rondom die stenen, want de wespen wilden naar binnen. Mijn broertje vond dit zielig en haalde de stenen eraf. De wespen hadden natuurlijk niet in de gaten dat hij het goed meende. Hij heeft toen een best aantal prikken gehad. We hebben daarna in de nesten wat beton gegooid. Dat hielp toch wel, maar de appels bleven aantrekkelijk, want binnen een paar dagen waren er weer andere wespen. Het was het beste dat die bomen maar een beetje werden gemeden.

Wij hadden ook twee pruimenbomen waarvan er eentje blauwe pruimen had, die zuur waren. Daar maakten we pruimenjam van, maar niet zo gek veel, want de boom was niet geweldig in vrucht dragen. De eierpruimen waren geweldig; die smaakten erg goed. Het toilet heeft dat ook geweten. Ik kon natuurlijk niet wachten, dus ik at geen gele pruimen, maar halfgroene exemplaren. Niet erg slim, want ik heb regelmatig wel wat buikpijn gehad. Gelukkig zaten er veel pruimen in, die echter nooit allemaal ons huis hebben bereikt. Ik was namelijk niet de enige die de pruimen opat. De boom stond aan de rand van de boomgaard, dus er werd driftig meegegeten. Ik deed dat trouwens ook met de kruisbessen van de buurman en ik nam wel eens een sterappeltje bij een boerderij verderop. Wij vonden de sterappeltjes het lekkerst, maar de boom gaf niet zo veel sterappeltjes, dus de boer lag net als in de boeken van Dirk Trom op de loer. De meeste keren ging het goed, maar op een gegeven moment had hij mij te pakken. Daarna ben ik een poosje van zijn appels af gebleven, want hij had harde handen.

Mijn vader was een betere tuinder dan houthakker. In onze bijkeuken stond een klein kacheltje (later is dat meegegeven bij het stoppen van het pension aan mijn nicht Willemien die onlangs is overleden) dat werd gevuld met eierkolen en hout. Toen al hadden we een energiecrisis, want het was altijd koud in de bijkeuken en de warmte voelde je alleen als je er antraciet in gooide (dat mocht niet, maar dat deden we stiekem wel – een laagje antraciet en daarbovenop eierkolen in de kolenkit). Ieder jaar ging er een boom die niet geweldig was, de kachel in. Tot ons verdriet ook de perzikenboom die vlak bij het stukje land stond, dat mijn vader had verkocht. Tien perziken per oogst was wel erg weinig; toch waren deze vruchten erg lekker. Mijn vader hakte de boom om, die op een ander terrein viel en de afrastering sloopte: de boom viel de verkeerde kant op. Hij had beter de buurman kunnen halen, want die was goed in houthakken en had ook een goede bijl. Dat kon je van de onze niet zeggen…

Deel deze pagina