Oude kleding (1)
Als Leger des Heils krijg je kleding. Soms in de kledingcontainer, soms ongevraagd voor je deur of ze geven het af aan jou. Dat geldt ook als je een gebouw hebt van het Leger des Heils. Toen ik in de dak- en thuislozenwereld terechtkwam, kwam ik ook bij arbeidstherapie. Deze arbeidstherapie was in Dordrecht onder het gebouw van het maatschappelijk centrum en het korps in de Kromhout. Het was voor het maatschappelijk centrum een goede bron van inkomsten waarmee ons hele recreatieprogramma en alle extra onkosten gemakkelijk betaald konden worden. Later vond de overheid het wenselijk dat wij dat niet meer deden. Er kwam een houtbewerking (dat werd al spoedig niets, want justitie deed dat al) en dan mocht je houten treintjes in elkaar zetten; dat liep natuurlijk niet. Fietsen repareren gaf problemen met de lokale fietshandel, dus dan ging je alleen fietsen van bewoners en eventueel personeel repareren. Dat werd ook niets.
Er mocht wel kleding in lappen worden gesneden. Het werd eerst uitgezocht bij ons en vervolgens verkocht. Daarna kregen we het weer terug van die firma. Hoe dom kun je het hebben? Voor deze werkzaamheden gingen er auto’s met chauffeurs de regio in en dan gingen bewoners mee. Vooral ook mensen die de vrijheid nodig hadden om te blijven. De kleding kwam binnen en werd dan door bewoners uitgezocht in zo’n 75 categorieën. Overhemden werden in pakjes van tien met stropdassen samengebonden. Daar werd wit goed en dun goed van gesneden met speciale snijdmachines. We hadden een dik goed snijderij; daar gingen de mensen die net bij ons begonnen, starten.
Er was een afdeling voor regenjassen, plastic, bont en schoenen, en er was een man die met tonnen (waar voorheen plastic korreltjes in hadden gezeten) alles bij iedereen bracht. Uitgezocht werd de kleding in balen geperst door twee mannen in een legpers. De kleding werd gestapeld met een heftruck op een batterij en werd eens in de zoveel tijd door een opkoper opgehaald. Balen werden zo’n 200 à 250 kilo; al naargelang de inhoud waren sommige pakken zelfs nog zwaarder. Op subafdelingen werden bijvoorbeeld pakken, tweed, kamgaren en mannen- en vrouwenregenjassen uit elkaar gehaald. Sommige soorten leverden veel op, maar dikke jassen weinig. Die wogen veel, maar leverden niet veel op. Diolen en wit snijgoed waren daarentegen erg duur. De eerste sorteerders deden het grovere werk en de subafdelingen het fijnere. Wij hadden verder een veger, een kantinebaas en iemand die in het magazijn was voor de kleding voor het winkeltje en de kleding die wegging.
Al met al hadden heel veel mensen bezigheden en bij de hedendaagse opvang mis ik dat wel een beetje. Er mocht geen geld verdiend worden en nu moeten de opvanghuizen vaak bedelen om geld, dus niet alles is een verbetering. De maatschappelijke opvang mocht toen veel, waardoor ook bewoners aan het werk konden en werkervaring kregen. Nu bestaat 50|50, maar ze zijn wel wat meer afhankelijk geworden. Onze arbeidstherapie was kostenneutraal en er werd geld verdiend. Daarom staan er nu nog verschillende gebouwen van het Leger des Heils, verdeeld over het hele land, betaald door de maatschappelijke centra.