Ode aan tante Leida
Als ik aan tante Leida denk, denk ik met warme gevoelens aan haar terug. Mijn moeder was nogal vaak ziek en dan mocht ik soms bij hen in het gezin logeren. Mijn ome Willem en tante Leida hadden zelf een groot gezin, bestaande uit twee nichten en zes neven, die allemaal ouder waren dan ik. Ik kreeg van haar van alles, zoals kleren en schoenen van mijn oudere neven. De schoenen gaven wel snel problemen, want ik groeide er vrij vlug uit, en ik kreeg van mijn ouders pas nieuwe schoenen als de kinderbijslag binnen was. Daardoor heb ik kromme tenen gekregen; dankzij de schoenen van mijn neef Henkie.
Hij was de jongste van de jongens en had een hekel als wij hem Henkie noemden. Mijn tante kon daar natuurlijk niets aan doen. Ze deed meer dan het gewone en dat zie ik nu als ouder wel in. Ze hadden een groot gezin, maar zij nam mij ook gewoon mee naar Duthler Kleding in Bocholt (Duitsland). Ik wist niet wat zij van plan was en zie mij nog omhooglopen op de trappen. Daar kreeg ik nieuwe kleding van haar en toen heb ik ’s avonds in mijn bed gehuild, want ik wist niet wat mij overkwam. Ik kan haar nog steeds voor me zien. Als kleine jongen zag ik haar haar kammen en had wel eens in de Prinses of Libelle filmsterren gezien, die er net zo uitzagen. Mijn tante had een lieve uitstraling en was ondanks haar vele kinderen een knappe vrouw. Ik begrijp dat mijn oom op haar gevallen was. Dat zag ik al als jong kind, want het was een schoonheid.
Ze was gelovig. Dat zag ik niet alleen in haar kerkgang, maar vooral ook in haar omgaan met andere mensen. Veel mensen gingen langs haar huis en bleven even wachten om een praatje te maken. Ik ging als kind met haar vaak de varkens voeren, want dat was vroeger de taak van de boerin. Mijn oom had een gemengd bedrijf (akkerbouw en veeteelt), zoals tegenwoordig steeds vaker voorkomt. Daarom ging ik ook wel eens naar het land als er geoogst moet worden. Mijn tante liet mij gaan en had goed in de gaten dat ik vaak verdrietig was, en dan aaide ze me even.
Ik heb van haar geleerd dat geloven niet alleen de kerkgang is, maar vooral naar je medemens kijken. Als kind heb ik drie vrouwen gekend die precies in de gaten hadden wat er met mij aan de hand was: mijn kleuterjuf, juffrouw De Weerd en tante Leida. Zij hebben mij gemaakt tot wie ik nu ben en als ik mijn ogen sluit, zie ik ze voor mij en ze kijken mij aan. Ik hoop altijd dat kinderen die het moeilijk hebben, ook zulke mensen zullen ontmoeten, want in alles mag je een stapje verdergaan. Wat kan ik voor je doen? is mijn levensmotto geworden en dat houd ik vol tot ik er niet meer ben. Mijn tante heeft een plekje in de hemel, wat ze zeker heeft verdiend, al was het alleen maar voor wat zij voor mij heeft betekend. En gelukkig was ik niet de enige.